Basis
Volgens schattingen van de Duitse Kankerhulp komen er in Duitsland jaarlijks ongeveer 60.000 nieuwe gevallen bij. Borstkanker is dan ook een van de meest voorkomende vormen van kanker bij vrouwen, gevolgd door darmkanker en longkanker. Bijna 30 procent van de kankers bij vrouwen treft de borst.
Sinds 1980 is er een toename van het aantal nieuwe gevallen. Sinds 1990 bedraagt het aantal sterfgevallen als gevolg van borstkanker echter ongeveer 18.000 vrouwen per jaar. De redenen voor de daling van de sterftecijfers: betere diagnostiek en vroegtijdige opsporing, nieuwe geneesmiddelen en zachtere operatiemethoden. In het algemeen is de behandeling van kwaadaardige borsttumoren duidelijk verbeterd.
Als we kijken naar het aantal gevallen van borstkanker in de rest van de wereld, zien we een opeenhoping in de westerse, geïndustrialiseerde landen. Binnen Europa hebben België, Frankrijk en Denemarken het hoogste aantal gevallen van borstkanker. De laagste aantallen nieuwe gevallen worden aangetroffen in de Baltische en Zuid-Europese landen.
Duitsland neemt in een Europese vergelijking een middenpositie in. Het aantal gevallen ligt in de Verenigde Staten ongeveer 20 procent hoger. In Japan is de incidentie meer dan de helft zo hoog. Het ziekterisico bij migranten die verhuizen van een land met een laag risico naar een land met een hoog borstkankercijfer is vergelijkbaar met dat van het land waar zij wonen. De reden hiervoor kan te wijten zijn aan de aanpassing aan de nieuwe levensstijl.
Sterftecijfer:
Het sterftecijfer door borstkanker varieert minder in Europa. In West-Europa is het ongeveer hetzelfde als in Duitsland. In de VS worden nog minder sterfgevallen geregistreerd.
Als de diagnose in een zeer vroeg stadium wordt gesteld, zijn de kansen op genezing zeer groot. Herstel is dan mogelijk in meer dan 90 procent van de gevallen. Vijf jaar na de diagnose is 83 tot 87 procent van de getroffen vrouwen nog in leven.
Genen als risicofactoren:
Men vermoedt dat verscheidene factoren kwaadaardige borsttumoren veroorzaken. Ongeveer vijf tot tien procent van de vrouwen met de ziekte heeft een erfelijk risico. De risicogenen voor borst- en eierstokkanker omvatten gemuteerde BCRA1 en BCRA2. BCRA1 zijn tumoronderdrukkende genen, d.w.z. genen die tumoren onderdrukken. Deze genen coderen voor eiwitten die beschadigde DNA-delen in cellen repareren. Als deze muteren, verhoogt dit het risico op kwaadaardige tumoren. Bijgevolg werkt het DNA-herstel niet meer efficiënt en kan DNA-schade verder worden gerepliceerd. Het polypeptide dat bekend staat als BRCA2 is ook verantwoordelijk voor DNA-reparatie. Onlangs werd ook het gen RAD51C als een hoog-risico-gen geclassificeerd.
Andere risicoverhogende factoren:
- Hormonen
- De tijd van de eerste menstruatie
- Leeftijd bij het begin van de menopauze
- Leeftijd bij eerste zwangerschap
- Of een vrouw borstvoeding heeft gegeven
- Obesitas
Daarnaast kunnen ook milieu-invloeden en levensstijl het risico beïnvloeden.
Net als bij veel andere soorten kanker neemt het risico op het ontwikkelen van de ziekte toe met de leeftijd. Hoewel borstkanker ook jonge vrouwen kan treffen, zijn ongeveer tweederde van degenen die het krijgen vrouwen boven de 50.
Ook mannen kunnen door borstkanker worden getroffen. In Duitsland zijn er elk jaar ongeveer 400 nieuwe gevallen. Bij vrouwen ligt de gemiddelde leeftijd waarop de diagnose wordt gesteld rond 63 jaar; bij mannen treedt de ziekte ongeveer 10 jaar later op. In de meeste gevallen wordt de diagnose laat gesteld, wat de kans op genezing verkleint.