Basis
De zogenaamde varkensgriep, of nieuwe griep zoals hij onder deskundigen bekend staat, dook voor het eerst op in het voorjaar van 2009. Deze vorm van griep wordt veroorzaakt door een griepvirus dat op dat moment nog onbekend was, namelijk type A/H1N1. Dit virus is ontstaan door vermenging van het genetisch materiaal van andere influenzavirussen die normaliter mensen, varkens of vogels infecteren.
De belangrijkste overdrachtsroute van de nieuwe griep is van persoon tot persoon, wat ook het geval is bij de gewone seizoensgriep. Er is nog niet vastgesteld dat de infectie ook van dier op mens kan worden overgedragen.
Het eerste geval van de nieuwe griep deed zich voor in april 2009 in Mexico, waar relatief veel mensen al snel ziek werden van deze nieuwe vorm. Maar de ziektegolf bleef niet beperkt tot Mexico, maar breidde zich al snel uit over grote delen van de wereld. Daarom heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kort daarna, op 11 juni 2009, een pandemie van de hoogste graad (6) uitgeroepen. Deze pandemie heeft meer dan een jaar geduurd, tot 10 augustus 2010. Het vermoeden bestaat echter dat het griepvirus nog steeds circuleert en in de toekomst nieuwe ziektegolven kan veroorzaken.
Seizoensgriep vs. nieuwe griep
Zowel de seizoensgriep als de nieuwe griep worden overgedragen via druppelinfecties, voornamelijk door niezen of hoesten. De symptomen van de verschillende vormen van griep lijken ook erg op elkaar, maar bij de nieuwe griep zijn er ook symptomen in het maag-darmkanaal. In tegenstelling tot de seizoensgriep, die bijna uitsluitend in de wintermaanden voorkomt, kunnen mensen ook in de zomermaanden de Mexicaanse griep oplopen. Terwijl de seizoensgriep vooral oudere mensen treft, zijn het vooral gezonde, jonge mensen die ziek worden van de nieuwe griep.
Door genetische veranderingen, die vervolgens leidden tot een gewijzigd omhulsel van het virus, kon de conventionele griepvaccinatie niet voldoende bescherming tegen de Nieuwe Griep garanderen. De vaccins die nu beschikbaar zijn, beschermen zowel tegen de conventionele (seizoensgebonden) griep als tegen de Nieuwe Influenza.
Incubatieperiode en transmissie
De incubatietijd, d.w.z. de tijd tussen de besmetting en het verschijnen van de eerste symptomen, bedraagt ongeveer één tot vier dagen.
Het risico op infectie bestaat vanaf het begin van de infectie, d.w.z. nog voordat er symptomen zijn opgetreden. Zodra de symptomen zijn opgetreden, bestaat er nog een risico van overdracht gedurende ongeveer drie tot vijf dagen, in het langste geval tot zeven dagen. Bij kinderen is vastgesteld dat zij hogere doses van het virus afgeven en dat zij langer besmettelijk zijn.
Ouderen en chronisch zieken, alsmede medisch personeel, lopen een verhoogd risico de nieuwe griep op te lopen. Maar ook mensen die door hun werk veel contact met andere mensen hebben, worden vaker met het virus besmet.