Hoewel plasmocytoom kan worden behandeld, kan het niet volledig worden genezen. Het doel van de therapie is de verspreiding van de gedegenereerde plasmacellen in te dammen.
In stadium 1 zijn er vaak nog geen symptomen. Patiënten worden alleen geobserveerd, omdat er geen bewezen voordeel is van een vroege behandeling. Als het plasmacytoom vordert, is chemotherapie een optie.
Voor de stadia 2 en 3 bestaat de huidige standaardbehandeling uit chemotherapie in hoge doses, gevolgd door beenmergtransplantatie. Dit is een autologe transplantatie, waarbij gezonde stamcellen uit het eigen lichaam van de patiënt worden gebruikt.
Indien een stamceltransplantatie onmogelijk is, wordt chemotherapie gecombineerd met de toediening van cortisone. Beide kunnen worden gedaan door tabletten in te nemen.
De uiterst pijnlijke botveranderingen vereisen ondersteunende therapie. Röntgenstralen en medicijnen (bisfosfonaten) verlichten de pijn. Preventieve maatregelen tegen infecties zijn ook belangrijk. Vaccinaties tegen influenza, pneumokokken of haemophilus influenzae, bijvoorbeeld, zijn nuttig.
Terugvallen (recidieven) komen zeer vaak voor bij multipel myeloom, zelfs als de patiënt zeer goed op de therapie heeft gereageerd. Vervolgtherapieën worden noodzakelijk:
- Chemotherapie: Hernieuwde chemotherapie is alleen zinvol voor patiënten die na een succesvolle therapie (volledige remissie) ten minste 6 maanden volledig vrij van plasmacytoom zijn geweest.
- Bortezomib: Dit is een zogenaamde proteasoomremmer. Het interfereert met het metabolisme van de kankercellen en is goedgekeurd voor de behandeling van een terugval.
- Lenalidomide, thalidomide: immunomodulerende geneesmiddelen die de vorming van bloedvaten in het beenmerg verhinderen en tevens het metabolisme van de plasmacytoomcellen beïnvloeden.