Bijwerkingen kunnen ontstaan door de peritoneaaldialysebehandeling zelf of verband houden met de samenstelling van de vloeistof.
Een regelmatig geconstateerde complicatie van alle.peritoneaaldialysebehandelingen is peritonitis (buikvliesontsteking). Onbehandelde buikvliesontsteking leidt tot bloedvergiftiging. Troebele uitgelopen vloeistof kan een eerste symptoom van peritonitis zijn. Latere verschijnselen zijn: koorts, buikpijn, braken en misselijkheid. Er dient direct een arts geraadpleegd te worden wanneer troebele vloeistof gesignaleerd wordt. Deze vloeistof zal direct onderzocht moeten worden.
Andere mogelijke bijwerkingen zijn verslapping van de buikwand en een "vol gevoel" zijn kortademigheid door verhoging van het middenrif, storingen in de regelmatige bewegingen van het hart en toevallen, buikpijn en verhoogd lichaamsgewicht.
De samenstelling van de vloeistof kan de mineralenhuishouding (kaliumtekort) en de vochtbalans verstoren. In combinatie met een verhoogde calciumopname, bv. door toediening van calciumbevattende fosfaatbinders, kan zich een calciumovermaat ontwikkelen. Een teveel aan calcium en een te weinig aan kalium kan eenvoudig gecorrigeerd worden door een anders samengestelde vloeistof te gebruiken. Vochtophoping kan hoge bloeddruk, dikke enkels en kortademigheid veroorzaken.
Verlies van eiwitten, aminozuren en in water oplosbare vitamines is onvermijdbaar bij peritoneaaldialyse. Om ernstige tekorten te voorkomen, dient de patiënt een toereikend dieet voorgeschreven te krijgen.
Bijsluiter met informatie bestemd voor de patiënt
CAPD/DPCA 2 met 1,5% glucose
In elk geval moet de behandelend arts worden geraadpleegd die de noodzakelijke maatregelen neemt.
Waarschuw uw arts of apotheker indien een bijwerking optreedt die niet in de bijsluiter vermeld staat of wanneer u een bijwerking als ernstig ervaart.
AANWIJZINGEN VOOR HET BEWAREN EN UITERSTE GEBRUIKSTERMIJN
De uiterste gebruikstermijn staat vermeld op elke zak met vloeistof. Na deze datum dit produkt niet gebruiken!
Nooit vloeistof gebruiken die troebel is of waarvan de verpakking beschadigd is. Niet bewaren boven een temperatuur van 25°C. Niet bevriezen of laten bevriezen. Buiten bereik van kinderen houden.
Deze vloeistof dient niet voor intraveneuze infusie te worden gebruikt. Ongebruikte vloeistof moet worden weggedaan.
DATUM WAAROP DE BIJSLUITER VOOR HET LAATST IS HERZIEN
Oktober 2011.
Bijsluiter met informatie bestemd voor de patiënt
CAPD/DPCA 2 met 1,5% glucose
GEBRUIKSAANWIJZING STANDAARD SYSTEEM (MET SAFE-LOCK CONNECTOR)
- Verwijder de beschermkap van de connector (1) van de aansluitslang.
- Verbind het toedieningssysteem met de zak.
- Verbreek de inwendige afsluiting door de slang en het erin aanwezige kegeltje meer dan 90° naar beide kanten om te buigen.
- De zak is gereed voor gebruik.
Toevoegingen aan de vloeistof zijn mogelijk via de separaat aanwezige injectiepoort (2).
GEBRUIKSAANWIJZING ANDY-PLUS SYSTEEM
- Pak de buitenverpakking bij de inkeping met beide handen vast en trek de buitenverpakking open.
- Trek de patiënt connector uit de opgerolde uitloopzak.
- Verwijder het ringetje van de uitloopzak en vouw de uitloopzak uit.
- Pak de lijn beet op punt A (naast de zak) en punt B (naast de uitloopzak) en trek het opgerolde slangsysteem uit elkaar.
- Plaats een slangklem op de inlooplijn (tussen de gevulde zak en Y stuk).
- Verwijder het beschermkapje van de patiënt connector.
- Verbindt de lijn met de catheter-connector.
- Breek de pin van de breekconussen C en E door deze pin meer dan 90° naar beide zijden te buigen.
- Maak de klem op het catheterverlengstuk open, en laat de vloeistof uit de buik lopen.
- Na de uitloop wordt de klem op het catheterverlengstuk gesloten.
- Open de slangklem op de inlooplijn en laat de vloeistof gedurende 2 à 3 seconden naar de uitloopzak stromen om luchtbellen uit het systeem te verwijderen.
- Plaats een slangklem op de uitlooplijn.
- Open de klem op het catheterverlengstuk om de inloop mogelijk te maken.
- Na de inloop moet de klem op het catheterverlengstuk weer gesloten worden.
- Plaats de A.N.D.Y klem op de patiënt-lijn tussen het Y-stuk en de connector en sluit de klem goed. Breek het gebruikte systeem af bij het Y-stuk en doe het weg.
Afzonderlijke toevoeging van geneesmiddelen kan plaatsvinden via de injectiepoort (D), en monsters kunnen worden afgenomen via de afnamepoort (F). Dit dient aseptisch uitgevoerd te worden.
Bijsluiter met informatie bestemd voor de patiënt
CAPD/DPCA 2 met 1,5% glucose