Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is doxapramhydrochloridemonohydraat.
- De andere stoffen in dit middel zijn watervrije glucose, water voor injecties
Hoe ziet Dopram eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Zak met infusie-vloeistof bevattende 500 ml doxapramhydrochloridemonohydraat, 2 mg per ml, in een oplossing van 5% g/v watervrije glucose.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
- Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: EUMEDICA NV Winston Churchilllaan 67 B-1180 Brussel (België)
- Fabrikant:
Baxter Healthcare Ltd.
Caxton Way, Thetford,
Norfolk IP24 3SE
Verenigd Koninkrijk
RVG-nummer:
Dopram is in het register ingeschreven onder RVG 07309
Deze bijsluiter is goedgekeurd in maart 2012.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Bijsluiter
Naam van het geneesmiddel
Dopram 2 mg/ml oplossing voor infusie
Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling
Dopram oplossing voor infusie bevat 2 mg/ml doxapramhydrochloridemonohydraat in een oplossing van 5% g/v watervrije glucose.
Dosering en wijze van toediening
Men moet de minimum infusie-snelheid gebruiken die nodig is om het verlangde therapeutische effect te bewerkstelligen.
Al naar gelang de ernst van de toestand en de reactie van de patiënt op Dopram, kan deze gedurende 4 dagen onafgebroken onder behandeling blijven.
Al naar gelang de ernst van de toestand kan zuurstof toegediend worden volgens verscheidene methoden in een verhouding van 24 of 28% zuurstof. Tegelijkertijd kan Dopram toegediend worden teneinde een verhoging van de koolstofdioxidedruk in het arteriële bloed te voorkomen. De behandeling met Dopram dient te worden geëvalueerd met behulp van frequente bepalingen van de arteriële bloedgassen en niet alleen op geleide van de uitwerking op de ventilatie. De aanbevolen aanvangsdosering bedraagt 1,5 mg per minuut; deze kan men elk half uur verhogen met 0,5 mg per minuut tot men een maximum van 3 mg per minuut bereikt heeft.
Wanneer de gasdrukken in het bloed een aanvaardbare waarde bereikt hebben, kan men voorzichtig de toediening van Dopram stoppen op voorwaarde dat de gasdrukken in het bloed regelmatig gecontroleerd worden.
Wanneer de infusie met Dopram voortijdig onderbroken wordt, terwijl de zuurstoftherapie gehandhaafd blijft, komt het over het algemeen tot een verslechtering van de klinische toestand die te wijten is aan een verhoging van de arteriële koolstofdioxidedruk. In dat geval moet de toediening van Dopram onmiddellijk hervat worden.
Indien men vaststelt dat bij een infusiesnelheid van 2,5 mg per minuut de arteriële gasdrukken en/of de klinische toestand van de patiënt niet verbeteren of verslechteren, dient de toediening van Dopram stopgezet te worden en moet men een alternatieve behandeling zoals bijv. een mechanische ventilatie inzetten.
Gevallen van onverenigbaarheid
Dopram oplossing voor infusie kan niet gecombineerd worden met alkalische oplossingen zoals aminofylline, furosemide, thiopentalnatrium en bicarbonaat.
Houdbaarheid
3 jaar
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Doorgankelijke luchtwegen zijn essentieel voor het gebruik van Dopram.
Omdat Dopram de respiratoire inspanning zal doen toenemen, moet de infusiesnelheid van Dopram niet verhoogd worden bij ernstig zieke patiënten in een poging de pCO2 te verlagen. Dopram moet niet gebruikt worden in combinatie met mechanische ventilatie.
Aritmieën die worden waargenomen bij sommige patiënten met acute ademhalingsproblemen secundair aan chronische obstructieve pulmonaire aandoeningen zijn waarschijnlijk het gevolg van hypoxie. Bij dergelijke patiënten moet Dopram met de nodige voorzichtigheid gebruikt worden.
Bijsluiter
Arteriële gasdrukken in het bloed moeten worden bepaald voor aanvang van de Dopram infusie en het toedienen van zuurstof, daarna minstens ieder half uur. Dopram vermindert niet de noodzaak de patiënt nauwlettend te observeren of de noodzaak aanvullende zuurstof toe te dienen aan patiënten met acute ademhalingsproblemen. De toediening van Dopram moet gestaakt worden als de arteriële gasdrukken achteruit gaan, en mechanische ventilatie moet dan geïnitieerd worden.
Men moet de aanbevolen dosering Dopram gebruiken en de maximale dosering niet overschrijden. Om bijwerkingen te voorkomen is het raadzaam de minimale dosering die het verlangde therapeutische effect bewerkstelligt te gebruiken.
Het is aan te bevelen de bloeddruk en diepe peesreflexen in de gaten te houden om overdosering te voorkomen.
Vasculaire extravasatie of het gebruik van één enkele injectieplaats gedurende een langere periode moet vermeden worden omdat dit kan leiden tot tromboflebitis of lokale huidirritatie.
Snelle infusie kan hemolyse veroorzaken.
Een door hyperventilatie opgewekte verlaging van de pCO2 veroorzaakt cerebrale vasoconstrictie en een vermindering van de cerebrale circulatie. Dit dient per geval in overweging genomen te worden.
Intraveneus toe te dienen kortwerkende barbituraten, zuurstof en reanimatiebenodigdheden moeten beschikbaar zijn in geval van overdosering die tot uiting komt door excessieve stimulatie van het centraal zenuwstelsel. Langzame toediening van het middel en zorgvuldige observatie van de patiënt tijdens het toedienen en enige tijd daarna is raadzaam.
Met behulp van deze voorzorgsmaatregelen kan worden verzekerd dat de protectieve reflexen weer hersteld zijn en kan eventuele posthyperventilatoire hypoventilatie voorkomen worden.
Dopram moet met de nodige voorzichtigheid toegediend worden aan patiënten die sympathicomimetica of MAO-remmers krijgen omdat er een additief pressoreffect kan optreden.
Meestal is de verhoging van de bloeddruk bescheiden maar bij sommige patiënten kan er sprake zijn van een aanzienlijke verhoging. Daarom wordt het gebruik van Dopram afgeraden bij ernstige hypertensie (zie rubriek 4.3).
Als er plotseling hypotensie of dyspnoe ontstaat, moet het gebruik van Dopram gestaakt worden.
Gebruik bij kinderen: Er zijn geen onderzoeken verricht om de veiligheid en effectiviteit van het middel bij kinderen jonger dan 12 jaar vast te stellen.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Het toedienen van Dopram aan patiënten die sympathicomimetica of MAO-remmers krijgen, kan een additief pressoreffect veroorzaken (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten die spierrelaxantia krijgen, kan Dopram tijdelijk de residuele effecten van spierrelaxantia maskeren.
Bij patiënten die anesthetica gekregen hebben die het myocardium sensibiliseren voor catecholaminen, zoals halothaan, cyclopropaan en enfluraan, moet niet met de Dopram therapie begonnen worden tot minstens 10 minuten na beëindiging van de anesthesie, omdat Dopram samen kan gaan met een verhoging van de adrenaline afgifte.
Overdosering
Overdosering van Dopram kan resulteren in rusteloosheid, zenuwachtigheid en misselijkheid.
Bijsluiter
Er bestaat geen specifiek antidotum voor doxapram. De behandeling van overdosering is symptomatisch. Anticonvulsiva, samen met zuurstof en resuscitatie-apparatuur dienen beschikbaar te zijn om overdosering te behandelen. Langzame toediening van het geneesmiddel en zorgvuldig observeren van de patiënt tijdens de toediening en enige tijd erna wordt aanbevolen.
Er is geen bewijs dat doxapram dialyseerbaar is; gezien de halfwaardetijd van doxapram is het onwaarschijnlijk dat dialyse geschikt zou zijn voor de behandeling van overdosering met dit geneesmiddel.
Maatregelen bij allergische reacties:
Indien zich allergische reacties voordoen, dient de behandeling met Dopram te worden gestaakt.