Havrix dient niet te worden toegediend:
- als u of uw kind eerder een allergische reactie heeft gehad op Havrix of één van de bestanddelen van Havrix. De werkzame en andere bestanddelen in Havrix zijn opgesomd aan het einde van deze bijsluiter.
Tekenen van een allergische reactie kunnen onder meer zijn jeukende huiduitslag, kortademigheid en opzwellen van het gezicht of de tong
- als uw kind overgevoelig is voor neomycine, omdat sporen hiervan in het vaccin aanwezig kunnen zijn;
- als u of uw kind eerder een allergische reactie op een vaccin tegen hepatitis A heeft gehad.
Wees extra voorzichtig met Havrix
Uw arts dient te weten voordat u of uw kind wordt geïnjecteerd met Havrix:
- als u of uw kind gezondheidsproblemen heeft ervaren na eerdere toediening van een vaccin.
- als u of uw kind aan een ernstige infectie lijdt die gepaard gaat met koorts (hoger dan 38°C). Een lichte infectie zoals een verkoudheid zou geen probleem moeten zijn, maar raadpleeg eerst uw arts hierover.
- als u of uw kind een verlaagde weerstand heeft als gevolg van ziekte of behandeling met geneesmiddelen;
- als u of uw kind een bloedingsprobleem heeft of gemakkelijk blauwe plekken oploopt;
- als u of uw kind een allergie heeft;
- flauwvallen kan voorkomen (meestal bij adolescenten) na of zelfs voor toediening van een injectie met een naald. Wanneer u bij een eerdere injectie bent flauwgevallen, vertel dit dan aan uw arts of verpleegkundige.
Gebruik met andere geneesmiddelen of vaccins
Vertel uw arts of apotheker als u of uw kind andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt, waaronder geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen. Vertel ook aan uw arts of apotheker of uw kind onlangs een ander vaccin toegediend heeft gekregen.
Zwangerschap en borstvoeding
Wees extra voorzichtig met Havrix als u zwanger bent/kunt zijn of van plan bent zwanger te worden. Uw arts zal de voordelen en mogelijke risico’s van toediening van Havrix tijdens de zwangerschap met u bespreken. Het is niet bekend of Havrix overgaat in de moedermelk. Er worden echter geen problemen verwacht bij kinderen die borstvoeding krijgen.
- dosis (1 ml) bevat:
Geïnactiveerd hepatitis A virus*,** | 1440 ELISA-eenheden |
* geadsorbeerd aan aluminiumhydroxide | Totaal: 0,5 mg aluminium |
** gekweekt op menselijke, diploïde (MRC5) cellen Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
Dosering voor volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar en ouder Primaire vaccinatie
De primaire vaccinatie met Havrix 1440 bestaat uit één (1) injectie van 1,0 ml met 1440 ELISA-eenheden.
Basisimmunisatie
De basisimmunisatie wordt bereikt door bij voorkeur 6 tot 12 maanden na de primaire vaccinatie een tweede vaccinatie met Havrix 1440 te geven, maar deze tweede vaccinatie mag eventueel nog tot 5 jaar na de eerste immunisatie worden gegeven.
Men kan verwachten dat HAV-antistoffen vele jaren (ten minste 10 jaar, maar uit een mathematisch model blijkt aanwezigheid van meer dan 25 jaar, zie rubriek 5.1) na de basisimmunisatie aanwezig blijven. Personen die onverhoopt de tweede vaccinatie hebben gemist, dienen alsnog zo spoedig mogelijk de tweede dosis toegediend te krijgen (zie rubriek 5.1).
Wijze van toediening
Havrix 1440 moet INTRAMUSCULAIR worden geïnjecteerd in de regio deltoïdeae.
Havrix 1440 mag niet worden toegediend aan personen van wie bekend is dat zij overgevoelig zijn voor één van de bestanddelen van het vaccin, of aan patiënten die symptomen van overgevoeligheid vertoonden na een eerdere toediening met Havrix.
Havrix dient niet te worden toegediend aan personen die een bekende overgevoeligheid hebben voor neomycine, aangezien het vaccin hiervan sporen kan bevatten.
Net als bij andere vaccins moet de toediening met Havrix 1440 worden uitgesteld bij patiënten die lijden aan een met ernstige koorts gepaard gaande ziekte. Een minder ernstige infectie is echter geen contra-indicatie.
Zoals bij alle injecteerbare producten dient een geschikte medicatie (zoals bijvoorbeeld epinefrine) direct voorhanden te zijn voor onmiddellijk gebruik in geval van anafylaxie of anafylactische reacties als gevolg van het toegediende vaccin.
Havrix 1440 moet met terughoudendheid worden toegediend aan personen met trombocytopenie of een bloedziekte, aangezien bij deze patiënten als gevolg van intramusculaire toediening een bloeding kan ontstaan. Bij wijze van uitzondering kan subcutaan worden toegediend; deze wijze van toediening kan echter leiden tot een niet-optimale reactie op het vaccin.
Het vaccin mag niet intramusculair in de bilspier worden toegediend. Het vaccin mag ook niet intradermaal worden toegediend, aangezien deze wijze van toediening kan leiden tot een niet-optimale reactie op het vaccin.
Het vaccin mag nooit intravasculair worden toegediend.
Het kan voorkomen dat patiënten zich al in de incubatietijd van een HAV-infectie bevinden op het moment van actieve immunisatie. Het is nog niet bekend of Havrix 1440 ook in dergelijke gevallen hepatitis A kan voorkomen.
Bij hemodialysepatiënten en patiënten met een verzwakt immuunsysteem kan het voorkomen dat na de vaccinatie onvoldoende antilichaamtiters worden verkregen. Daarom dient bij deze patiënten 2-4 weken na de primaire dosis gecontroleerd te worden of er voldoende antistoftiters zijn en afhankelijk van het resultaat een tweede primaire dosis te worden toegediend.
Havrix 1440 kan worden toegediend aan met HIV-geïnfecteerde personen. Seropositiviteit voor hepatitis A is geen contra-indicatie.
Als de cliënt naar verwachting een hoog risico zal lopen om binnen 2-4 weken na de primaire vaccinatie met het hepatitis–A-virus te worden besmet, kan de gelijktijdige toediening van Havrix 1440 en specifiek HAV- immuunserumglobuline (ISG) worden overwogen.
Syncope (flauwvallen) kan voorkomen na, of zelfs voor, elke vaccinatie, in het bijzonder bij adolescenten door een psychogene reactie op de injectie met een naald. Dit kan vergezeld gaan van verschillende neurologische klachten zoals voorbijgaande verstoring van het gezichtsvermogen, paresthesie en tonisch- klonische bewegingen van de ledematen tijdens het herstel. Het is belangrijk dat er maatregelen worden genomen om verwondingen als gevolg van het flauwvallen te voorkomen.
De gelijktijdige toediening van Havrix 1440 en specifiek HAV-ISG heeft geen invloed op de mate van seroconversie. Het kan echter wel leiden tot een relatief lagere HAV-antilichaamtiter dan wanneer het vaccin afzonderlijk wordt toegediend. Havrix 1440 en ISG moeten op afzonderlijke injectieplaatsen worden toegediend.
Bij gelijktijdige toediening van Havrix 1440 en het recombinant hepatitis-B-vaccin (Engerix-B) werd geen interferentie waargenomen bij de immuunreactie op beide antigenen.
Omdat Havrix 1440 een geïnactiveerd vaccin is, is het onwaarschijnlijk dat gelijktijdig gebruik met andere vaccins, geïnjecteerd op een andere injectieplaats, een invloed heeft op het immunisatieproces. Wanneer een gelijktijdige vaccinatie nodig geacht wordt, dan dienen de vaccins met verschillende injectiespuiten en op verschillende injectieplaatsen te worden toegediend.
Zwangerschap
Over het gebruik bij de mens tijdens de zwangerschap zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. Reproductiestudies bij dieren zijn niet beschikbaar.
Echter, zoals met alle geïnactiveerde virale vaccins wordt geen schade verwacht voor de foetus. Tijdens de zwangerschap dient Havrix 1440 alleen te worden gebruikt als dit strikt noodzakelijk is.
Borstvoeding
Over het gebruik bij de mens tijdens borstvoeding zijn onvoldoende gegevens beschikbaar.
Studies bij dieren zijn niet beschikbaar. Hoewel wordt aangenomen dat het risico te verwaarlozen is, moet Havrix 1440 met terughoudendheid worden voorgeschreven aan moeders die borstvoeding geven.
Het is onwaarschijnlijk dat het vaccin enige invloed heeft op het vermogen om te rijden of machines te bedienen.
Het veiligheidsprofiel dat hieronder wordt weergegeven is gebaseerd op data uit zowel klinische onderzoeken als postmarketinggegevens van meer dan 5.300 personen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn prikkelbaarheid, hoofdpijn, pijn op de injectieplaats, vermoeidheid.
Frequenties worden als volgt gerapporteerd: Zeer vaak (≥1/10)
Vaak (≥ 1/100 en < 1/10) Soms (≥ 1/1.000 en < 1/100)
Zelden (≥ 1/10.000 en < 1/1.000) Zeer zelden (< 1/10.000)
Infecties en parasitaire aandoeningen:
Soms: bovenste luchtweginfectie, rhinitis
Immuunsysteemaandoeningen*:
Zeer zelden: lymfadenopathie
Zeer zelden: gevallen van thrombocytopenische purpura
Onbekend: allergische reacties (inclusief anafylactische reacties, hypotensie, syncope, neuritis en serumziekte-achtige verschijnselen)*
Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Vaak: verlies van eetlust
Psychische stoornissen: Zeer vaak: prikkelbaarheid Zenuwstelselaandoeningen: Zeer vaak: hoofdpijn Vaak: slaperigheid
Soms: duizeligheid
Zeer zelden: gevallen zijn centrale en perifere ziekten van het zenuwstelsel, waaronder ascenderende paralyse tot aan respiratoire insufficiëntie, i.e. Guillain-Barré syndroom, transverse myelitis en encefalopathie gerapporteerd
Onbekend: hypo-esthesie, paresthesie Onbekend: convulsies* Bloedvataandoeningen:
Onbekend: vasculitis* Maagdarmstelselaandoeningen:
Vaak: gastro-intestinale symptomen (zoals diarree, braken en misselijkheid) Zeer zelden: stijging van de leverenzymen
Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms: rash
Zelden: pruritus
Onbekend: angio-oedeem, urticaria, erythema multiforme* Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen:
Soms: myalgie, skeletspierstijfheid Onbekend: arthralgie*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Zeer vaak: pijn op de injectieplaats, vermoeidheid
Vaak: zwelling, malaise en koorts (≥37°C), injectieplaatsreacties (zoals induratie) Soms: influenza-achtige ziekte
Zelden: koude rillingen
* Uitsluitend gerapporteerd tijdens postmarketing surveillance
Farmacotherapeutische groep: hepatitis-A-vaccins, ATC code J07BC02.
Havrix 1440 zorgt voor immuniteit tegen infectie met het hepatitis–A-virus (HAV) door de productie van specifieke HAV-antilichamen op te wekken.
In klinische studies ontwikkelde na de eerste dosering 99% van de gevaccineerden binnen 30 dagen antilichamen. In negen klinische studies, waarin de kinetiek van de immuunrespons werd bestudeerd bij 1.694 gezonde seronegatieve volwassenen, werd vroege en snelle ontwikkeling van antilichamen aangetoond na een enkele dosis Havrix bij 79% (95% BI: 72-85%) van de gevaccineerden op dag 13, bij 86,3% (95% BI: 84-89%) van de gevaccineerden op dag 15, bij 95,2% (95% BI: 90-98%) van de gevaccineerden op dag 17 en
bij 100% (95% BI: 95-100%) op dag 19, wat korter is dan de gemiddelde incubatietijd voor hepatitis A (4 weken) (zie ook de niet-klinische informatie).
De effectiviteit van Havrix werd beoordeeld bij verschillende regionale uitbraken (Alaska, Slovakije, Verenigde Staten, Engeland, Israël en Italië). Deze onderzoeken toonden aan dat vaccinatie met Havrix leidde tot het eindigen van de uitbraken. Een vaccinatiegraad van ≥80% leidde tot beëindiging van de uitbraken binnen 4-8 weken.
Om langetermijnbescherming te verkrijgen moet een boosterdosering worden gegeven tussen 6 tot 12 maanden na de primaire dosering Havrix. In klinische studies waren vrijwel alle gevaccineerden een maand na de boosterdosering seropositief. Wanneer de boosterdosering niet wordt gegeven tussen de 6 en 12 maanden na de primaire dosering, kan de boosterdosering nog
tot 5 jaar na de primaire dosering worden gegeven. Een vergelijkend onderzoek toonde aan dat, wanneer een boosterdosering tot 5 jaar na de primaire dosering wordt gegeven, vergelijkbare antilichaam titers worden verkregen als wanneer de boosterdosering tussen de 6 tot 12 maanden na de primaire dosering wordt gegeven.
De aanwezigheid van hepatitis–A-antilichaam titers op lange termijn, na een twee doses schema van Havrix met een tussenperiode van 6 tot 12 maanden, is geëvalueerd. Gebaseerd op beschikbare gegevens is een boosterdosering niet nodig binnen 10 jaar na de twee doses Havrix met een tussenperiode van 6 tot 12 maanden. De beschikbare gegevens 10 jaar na vaccinatie maakt het mogelijk te voorspellen dat ten minste 97% van de personen seropositief (>20 mlU/ml) zal blijven 25 jaar na vaccinatie.
Huidige gegevens onderbouwen niet de noodzaak voor een boostervaccinatie bij immuuncompetente personen na het twee doses schema.
Havrix 1440 werkt niet tegen hepatitisinfecties die worden veroorzaakt door andere agentia zoals het hepatitis-B-virus, hepatitis–C-virus, hepatitis-E-virus of andere pathogenen waarvan bekend is dat ze de lever infecteren.
Evaluatie van farmacokinetische eigenschappen is voor vaccins niet vereist.
De vereiste veiligheidsonderzoeken zijn uitgevoerd.
In een experiment werden primaten blootgesteld aan heterogene hepatitis–A-stammen en twee dagen na blootstelling gevaccineerd. Deze vaccinatie na blootstelling resulteerde in de bescherming van alle dieren.