Rabipur wordt aan u/uw kind toegediend door een arts of verpleegkundige die is opgeleid om vaccins toe te dienen. Deze arts of verpleegkundige moet ook zijn opgeleid in het omgaan met de zeer zelden voorkomende, maar ernstige typen allergische reacties die kunnen optreden nadat u/uw kind het vaccin heeft ontvangen (zie rubriek 4 van deze bijsluiter). Het vaccin moet aan u/uw kind worden toegediend in een kliniek of behandelkamer waar de benodigde appartuur beschikbaar is om zulke reacties te behandelen.
Het poeder wordt opgelost in water om de oplossing voor injectie te bereiden. De aanbevolen dosis voor elke injectie is voor alle leeftijdscategorieën één milliliter (1 ml).
Het vaccin wordt meestal in de spier van de bovenarm gespoten, of, bij kleine kinderen, in de spier van het dijbeen. Het vaccin mag niet in de bil worden ingespoten. Uw arts of verpleegkundige zal ervoor zorgen dat het vaccin niet in de bovenste laag van de huid en niet in een bloedvat wordt ingespoten.
Uw arts zal beslissen hoeveel doses u/uw kind toegediend moet krijgen. Dit aantal is afhankelijk van het feit of u/uw kind Rabipur vóór of na een mogelijk contact met het virus krijgt toegediend.
V ÓÓR EEN MOGELIJK CONTACT MET HET VIRUS
Als u/uw kind nooit eerder een rabiësvaccin heeft gehad, moet u/uw kind in eerste instantie 3 doses krijgen. De eerste dosis wordt bij het eerste consult toegediend, de tweede 7 dagen later, en de derde dosis 2 - 3 weken daarna.
Als u/uw kind een afspraak voor een injectie mist, moet u ervoor zorgen dat u het vaccin zo snel mogelijk na de eerder geplande dag krijgt.
Als u/uw kind na de eerste immunisatie een verhoogde kans blijven houden om rabiës op te lopen, moet u/uw kind op regelmatige tijden herhalingsdoses krijgen toegediend om de hoeveelheid antistoffen tegen rabiës op peil te houden.
Of herhaalde injecties nodig zijn, hangt af van de kans op contact met het rabiësvirus. Uw arts zal de officiële aanbevelingen voor vaccinaties tegen rabiës raadplegen en u vertellen of u/uw kind een herhalingsinjectie moet krijgen.
Als u/uw kind een grote kans heeft op infectie, kan uw arts u ook vragen om regelmatig bloedonderzoek te laten doen om de hoeveelheid antistoffen tegen rabiës in het bloed van u/uw kind te
bepalen, zodat indien nodig herhalingsinjecties kunnen worden gegeven. Herhalingsinjecties zijn over het algemeen om de 2 - 5 jaar nodig.
Als u/uw kind alle nodige injecties heeft gehad en regelmatig de nodige herhalingsinjecties heeft gekregen, en als u/uw kind vervolgens werkelijk in contact komt met het virus en de kans op infectie groot wordt geacht, heeft u/uw kind toch extra injecties nodig. Dit wordt hieronder uitgelegd.
NA EEN MOGELIJK CONTACT MET HET VIRUS
Na een mogelijk contact met rabiësvirus zal uw arts de kans op infectie inschatten op basis van het type contact dat u/uw kind heeft gehad. Als u bijvoorbeeld bent gebeten door een dier dat het virus bij zich kan dragen, heeft u een veel grotere kans op infectie met rabiës dan iemand die is gelikt en een onbeschadigde huid heeft.
Wanneer vaccinatie nodig is, wordt de eerste dosis zo snel mogelijk toegediend en als u wondjes heeft, worden die ook met een ontsmettend middel behandeld.
Het aantal doses vaccin, al of niet in combinatie met rabiës immunoglobulinen (zie rubriek 2: Gebruik met andere geneesmiddelen) is afhankelijk van de kans dat u rabiës oploopt en van het feit of u/uw kind ooit eerder een rabiësvaccin heeft gekregen.
Als u/uw kind een verhoogde kans heeft om het virus op te lopen omdat uw afweersysteem niet goed werkt of omdat u/uw kind wondjes heeft die een extra grote kans geven op infectie, moet speciale aandacht worden gegeven aan u/uw kind, zoals hieronder wordt uitgelegd.
Denk eraan dat rabiës een dodelijke infectie kan zijn.
- Het is in alle gevallen heel belangrijk dat u/uw kind op tijd op uw afspraken komt voor alle doses vaccin die u/uw kind moet krijgen (zie hieronder) en voor eventuele bloedonderzoeken die uw arts noodzakelijk acht.
- Als u/uw kind te laat is voor een afspraak, moet u/uw kind zo snel mogelijk op een nieuwe afspraak komen.
- Als u/uw kind zich op enig moment in de periode dat u/uw kind de kuur met vaccinaties krijgt onwel voelt, laat dit dan onmiddellijk aan uw arts weten en zorg dat u geen enkele injectie mist.
Gevaccineerde personen
Als u/uw kind al gevaccineerd is tegen rabiës en regelmatig uw herhalingsinjecties heeft gehad, heeft u/uw kind over het algemeen slechts 2 extra doses nodig. Eén daarvan wordt onmiddellijk gegeven, en de tweede 3 dagen later. Als de laatste dosis vaccin echter langer dan twee jaar geleden is gegeven, heeft u/uw kind mogelijk 4 of 5 doses nodig (net als niet-gevaccineerde personen; zie hieronder).
Niet-gevaccineerde personen
Als u/uw kind
- niet eerder gevaccineerd is,
- al een tijdlang niet gevaccineerd is (2 - 5 jaar)
- in het verleden bepaalde typen rabiësvaccin heeft gekregen die mogelijk minder bescherming bieden dan de tegenwoordig in de meeste landen gebruikte vaccins, kunnen 4 of 5 doses worden gegeven.
- Als er 4 doses worden gebruikt, worden de eerste twee onmiddellijk gegeven en vervolgens enkele doses 1 en 3 weken later.
- Als er 5 doses worden gebruikt, wordt de eerste dosis onmiddellijk gegeven, en de andere 3, 7, 14 en 28 dagen na de eerste dosis.
Personen die speciale zorg behoeven
U/uw kind heeft speciale zorg nodig als u/uw kind:
- om één of andere reden een slechte afweer tegen infecties heeft,
- verscheidene wondjes heeft als gevolg van contact met een dier,
- wondjes aan hoofd of hals heeft,
- Enige tijd na het mogelijke contact met rabiësvirus geen medische hulp kan krijgen.
U/uw kind zal waarschijnlijk ten minste 5 doses vaccin krijgen, op de hierboven genoemde tijdstippen. Soms wordt onmiddellijk een extra dosis gegeven, zodat in een periode van 4 weken 6 injecties worden gegeven. Het is ook waarschijnlijker dat u/uw kind naast de vaccinaties rabiës immunoglobulinen nodig heeft.
Het kan ook nodig zijn dat u/uw kind bloedonderzoeken krijgt om de hoeveelheid antistoffen tegen rabiësvirus in het bloed van u/uw kind te bepalen, zodat indien nodig extra doses vaccin kunnen worden gegeven. Uw arts zal u uitleggen wat er moet gebeuren en u vertellen wanneer u moet terugkomen voor extra onderzoeken of injecties.
Als u nog vragen heeft over het gebruik van dit geneesmiddel, vraag dan uw arts of apotheker.