- Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
- Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en op het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
- Het implantaat bewaren in de koelkast (2°C-8°C). Niet in de vriezer bewaren.
- Het implantaat bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
- Het implantatiehulpmiddel bewaren beneden 25°C. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
- Bewaar het implantatiehulpmiddel in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
- Gooi de injectieflacon en het implantatiehulpmiddel weg na gebruik. Enkel voor eenmalig gebruik.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilsnisbak. Vraag uw apotheker wat u met medicijnen moet doen die niet meer nodig zijn. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6 INHOUD VAN DE VERPAKKING EN OVERIGE INFORMATIE
- Het werkzame stof in dit middel is histrelineacetaat. Elk implantaat bevat ongeveer 50 mg histrelineacetaat overeenkomend met 41 mg histreline.
- De andere stoffen bevinden zich in de kernpellet van het geneesmiddel. Dit bevat het bestanddeel stearinezuur (E570). Er bevinden zich vier kernpellets van het geneesmiddel in een omhulsel van acrylcopolymeer. Dit omhulsel van acrylcopolymeer bestaat uit 2-hydroxyethylmethacrylaat, 2-hydroxypropylmethacrylaat en trimethylolpropaantrimethacrylaat. Dit zijn allemaal plastic materialen die eerder in implantaten zijn gebruikt.
- De steriele bewaaroplossing van het implantaaat bevat natriumchloride en water voor injectie.
Vantasse is een implantaat dat in een doos met een geelbruin plastic zakje wordt geleverd, dat op zijn beurt de injectieflacon met 1 Vantasse-implantaat bevat.
Het implantatiehulpmiddel bevindt zich in een polyethyleen zakje dat zich in een doos bevindt.
De glazen injectieflacon met het implantaat heeft een met Teflon beklede stopper (chlorobuty- isoprene rubber) en een aluminium verzegeling. De stop bevat latex. Het implantaat is ondergedompeld in 2 ml steriel 1,8% natriumchlorideoplossing en ziet eruit als een dun buisje.
Een bijsluiter met instructies voor uw arts voor het inbrengen en verwijderen van het implantaat evenals deze bijsluiter worden met het product mee geleverd.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
Vertegenwoordiger voor correspondentie en inlichtingen:
Eurocept bv
Trapgans 5, 1244 RL Ankeveen
Tel: 035-5288377
Fabrikant
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
RVG-nummer: 105446
Dit geneesmiddel is geregistreerd in de lidstaten van de EEA onder de volgende namen:
Oostenrijk, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland,
- 6 -
Ierland, Italië, Hongarije, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Zweden, Verenigd Koninkrijk.: Vantas 50 mg implantaat
België, Luxemburg, Nederland: | Vantasse 50 mg implantaat |
Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in | december 2012 |
<----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor het inbrengen en verwijderen
Vantasse wordt geleverd in een steriele flacon met een ondoorzichtige, plastic zak die zich op zijn beurt in een doos bevindt. Het implantatiehulpmiddel bevindt zich in een polyethyleen zakje dat zich in een doos bevindt.
Het is belangrijk om een aseptische techniek te hanteren om de kans op een infectie tot een minimum te beperken. Steriele handschoenen zijn vereist om het implantaat in te brengen en daarna te verwijderen.
De plaats van inbrengen bepalen
De patiënt moet op zijn rug liggen waarbij de arm die het minst wordt gebruikt (d.w.z. de linkerarm bij een rechtshandige persoon) wordt gebogen, zodat de arts gemakkelijk toegang krijgt tot de binnenkant van de bovenarm. Steun de arm met kussens, zodat de patiënt die positie gemakkelijk kan aanhouden. De optimale plaats voor inbrengen is ongeveer halfweg tussen de schouder en de elleboog in de vouw tussen de biceps en de triceps.
Het implantatiehulpmiddel laden
Laad het implantatiehulpmiddel voordat u de plaats van inbrengen klaarmaakt en de inbrengprocedure start. Neem het implantatiehulpmiddel uit de steriele zak. Het hulpmiddel wordt geleverd met de canule volledig blootgelegd. Controleer dit door de positie van de groene terugtrekknop te controleren. De knop moet zich volledig naar voren bevinden, in de richting van de canule, en weg van de handgreep.
- 7 -
Verwijder de metalen strook van de flacon, verwijder de rubberen stop en gebruik een Mosquito-klem om een van de uiteinden van het implantaat vast te grijpen. Het midden van het implantaat niet vastgrijpen of vastklemmen, anders kan het implantaat verdraaid geraken.
Laad het implantaat in het implantatiehulpmiddel. Het zal zich in de canule bevinden zodat aan de onderkant van de schuine zijde alleen de tip zichtbaar is.
Veeg de plaats van inbrengen schoon met een wattenstaafje met povidon-jodium en leg daarna een doek met opening over de plaats van inbrengen (ter verduidelijking van de illustratie, dit wordt niet op de bijbehorende foto getoond).
Anestheticum
Controleer of de patiënt niet allergisch is voor lidocaïne/epinefrine (adrenaline). Spuit een paar ml van het anestheticum in, vanaf de geplande incisieplaats en vervolgens als een waaier infiltrerend tot op de lengte van het implantaat, 32 mm.
- 8 -
Incisie
Maak met een scalpel een oppervlakkige incisie van 2-3 mm in de huid aan de binnenkant van de bovenarm, loodrecht ten opzichte van de lengte van de biceps.
Inbrengprocedure
Neem het implantatiehulpmiddel met de handgreep vast, zoals wordt getoond.
Breng de tip van het implantatiehulpmiddel met de schuine zijde naar boven gericht in de incisie in en voer het hulpmiddel subcutaan op langs waar het anestheticum is ingespoten tot aan de gegraveerde lijn op de canule. Om zeker te zijn dat het implantaat subcutaan wordt geplaatst, moet men kunnen zien dat het implantatiehulpmiddel tijdens de volledige inbrengprocedure de huid optilt. Zorg ervoor dat het implantatiehulpmiddel niet in het spierweefsel terechtkomt.
- 9 -
Houd het implantatiehulpmiddel op zijn plaats terwijl u uw duim in de richting van de groene terugtrekknop beweegt. Druk op de knop om het vergrendelingsmechanisme te ontgrendelen en trek dan de knop zo ver als mogelijk is terug, terwijl u het hulpmiddel op zijn plaats houdt. De canule wordt teruggetrokken uit de incisie, terwijl het implantaat in de dermis blijft zitten. Trek het implantatiehulpmiddel terug uit de incisie. Het ingebrachte implantaat kan men met de hand voelen.
NB: Probeer niet het hulpmiddel nog dieper te duwen wanneer u het begint terug te trekken, anders kan het implantaat beschadigd geraken. Als u de procedure opnieuw wilt starten, trek dan het hulpmiddel terug, grijp het implantaat bij het uiteinde vast om het te verwijderen, stel de terugtrekknop opnieuw zo ver mogelijk naar voren in, herlaad het implantaat en start de procedure opnieuw.
De incisie sluiten
Sluit de incisie met één of twee hechtingen (optioneel) met de knopen naar de binnenkant van de incisie gericht. Breng een dunne laag antibioticazalf rechtstreeks op de incisie aan. Sluit de incisie met twee chirurgische strips. Breng een gaasverband van 10 cm aan over de incisie en bevestig het met een zwachtel.
Procedure voor het verwijderen en het inbrengen van een nieuw implantaat
Het Vantasse-implantaat moet na een behandeling van 12 maanden worden verwijderd.
Het implantaat lokaliseren
Het implantaat kan met palpatie van het gebied nabij de incisie van het vorige jaar worden gelokaliseerd. Over het algemeen kan men het implantaat gemakkelijk voelen. Druk op het distale uiteinde van het implantaat om de proximale tip ten opzichte van de oude incisie te lokaliseren.
- 10 -
Als men het implantaat moeilijk kan lokaliseren, kan men echografie gebruiken. Als het implantaat niet met echografie kan worden gelokaliseerd, kunnen andere beeldvormingstechnieken, zoals CT of MRI, worden gebruikt om het te lokaliseren.
De plaats klaarmaken
De patiënt in positie brengen en de plaats klaarmaken gebeuren op dezelfde manier als wanneer het implantaat voor het eerst werd ingebracht. Veeg het gebied boven en rondom het implantaat schoon met een wattenstaafje met povidon-jodium. Breng een doek met opening aan over het gebied.
Anestheticum
Zodra men zeker is dat de patiënt niet allergisch is voor lidocaïne/epinefrine (adrenaline), moet men de tip van het implantaat die zich het verst van de oude incisie bevindt omlaag drukken. Injecteer een kleine hoeveelheid lidocaïne/epinefrine bij de tip nabij de incisie, voer dan de naald op in de lengte van maar onder het implantaat en injecteer langzaam een kleine hoeveelheid van het anestheticum via deze weg. Door het anestheticum zal het implantaat in de dermis omhoog komen. Als u een nieuw implantaat inbrengt, hebt u de keuze om het nieuwe implantaat ofwel in dezelfde
“zak” als die van het verwijderde implantaat in te brengen of om dezelfde incisie te gebruiken maar het nieuwe implantaat in de tegenovergestelde richting in te brengen. Als u het implantaat in de tegenovergestelde richting plaatst, injecteer het anestheticum dan in de lengte van het nieuwe implantaat voordat de explantatie plaatsvindt.
Incisie/explantatie
Maak met een scalpel nr. 11 een incisie van 2-3 mm nabij de tip en ongeveer 1-2 mm diep. Over het algemeen zal men de tip van het implantaat kunnen zien door een dun pseudokapsel van weefsel. Als dat niet het geval is, duw de distale tip van het implantaat dan omlaag en masseer het naar voren in de richting van de incisie. “Knik” het pseudokapsel voorzichtig zodat de polymeertip vrij komt.
Grijp de tip vast met een Mosquito-klem en verwijder het implantaat.
- 11 -
Als een nieuw implantaat wordt ingebracht, volg dan de instructies voor het inbrengen van het eerste implantaat. Het nieuwe implantaat kan door dezelfde incisie worden ingebracht. Als alternatief kan de andere arm worden gebruikt.
Bewaren
Het implantatiehulpmiddel wordt steriel in een zakje geleverd. Bewaren beneden 25°C. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
Vertegenwoordiger voor correspondentie en inlichtingen:
Eurocept bv
Trapgans 5, 1244 RL Ankeveen
Tel: 035-5288377
- 12 -