Farmacodynamiek en werkingsmechanisme
Cafeïne heeft een zeer breed spectrum van effecten, maar ze worden niet allemaal medicinaal gebruikt. Cafeïne stimuleert het centrale zenuwstelsel (CZS), verhoogt de alertheid en kan daardoor soms rusteloosheid en agitatie veroorzaken. Het ontspant de gladde spieren, stimuleert de samentrekking van de hartspier en verbetert in geringe mate de sportprestaties. Cafeïne bevordert de maagzuursecretie en verhoogt de gastro-intestinale motiliteit. Het heeft ook een mild diuretisch effect.
Het exacte werkingsmechanisme van cafeïne is uiterst complex, aangezien het verschillende lichaamssystemen beïnvloedt.
Algemene effecten op cellulair niveau
Cafeïne oefent zijn effecten op cellen uit via verschillende mechanismen, die niet allemaal volledig worden begrepen. Een belangrijk mechanisme dat de stimulerende effecten van cafeïne gedeeltelijk verklaart, is de competitieve remming van adenosinereceptoren. Adenosine is een boodschapperstof in zenuwcellen en een afbraakproduct van het energiemetabolisme van de cellen. Als er veel energie wordt verbruikt, stijgt de concentratie adenosine in de cellen, die zich dan aan zijn receptor bindt en de cel het signaal geeft om wat minder energie te verbruiken. Dit leidt over het algemeen tot vermoeidheid en zorgt ervoor dat we voldoende slaap krijgen. Tijdens de slaap kan adenosine worden afgebroken en kan de energievoorziening van de cellen worden hersteld. Door zijn structurele gelijkenis met adenosine kan cafeïne dezelfde receptor bezetten zonder deze te activeren. Dit resulteert in de onderdrukking van vermoeidheid.
Een ander belangrijk mechanisme is de remming van een specifieke fosfodiesterase die de afbraak van cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP) katalyseert. cAMP is een belangrijke tweede boodschapper die betrokken is bij vele cellulaire processen. Het activeert het enzym proteïnekinase A, dat een belangrijke rol speelt bij de afgifte van glucose uit de lever en bij de energievoorziening van de spiercellen. Bovendien veroorzaakt cAMP een aanvoer van opslagvet door bepaalde lipasen te activeren. Cafeïne remt fosfodiesterase, waardoor het niveau van cAMP in de cellen toeneemt en de bovengenoemde effecten van de neurotransmitter worden versterkt.
Ademhaling
Het exacte werkingsmechanisme van cafeïne bij de behandeling van apneu bij premature kinderen is niet bekend, maar er worden verschillende mechanismen overwogen. De meest waarschijnlijke verklaring is dat door het blokkeren van adenosinereceptoren, de ademhalingsdrift wordt verhoogd door een reactie van de hersenmedulla op kooldioxide, en dat cafeïne tegelijkertijd een verhoogde contractiliteit van het middenrif veroorzaakt.
Centraal zenuwstelsel
Cafeïne vertoont antagonisme van alle 4 de adenosinereceptorsubtypes in het centrale zenuwstelsel. De effecten van cafeïne op de alertheid en de bestrijding van slaperigheid worden specifiek in verband gebracht met antagonisme van de A2a-receptor.
Nierstelsel
Cafeïne heeft een diuretisch effect door zijn stimulerende werking op de renale bloedstroom, waardoor de glomerulaire filtratie toeneemt en de natriumuitscheiding toeneemt.
Cardiovasculair systeem
Adenosinereceptorantagonisme op de A1-receptor door cafeïne stimuleert contractiliteitsverhogende (inotrope) effecten in het hart. Blokkade van adenosinereceptoren bevordert de afgifte van catecholamines, wat leidt tot stimulerende effecten in het hart en de rest van het lichaam. In de bloedvaten werkt cafeïne rechtstreeks antagonistisch op de adenosinereceptoren en veroorzaakt vasodilatatie. Het stimuleert de endotheelcellen in de bloedvatwand om stikstofmonoxide af te geven, wat de ontspanning van de bloedvaten verhoogt. De afgifte van catecholamine werkt dit echter tegen en oefent inotrope en chronotrope effecten uit op het hart, wat uiteindelijk leidt tot vasoconstrictie. De vaatvernauwende effecten van cafeïne zijn gunstig voor migraine en andere vormen van hoofdpijn, die meestal worden veroorzaakt door vaatverwijding in de hersenen.
Farmacokinetiek
Cafeïne wordt snel geabsorbeerd na orale of parenterale toediening en bereikt binnen 30 minuten tot 2 uur een maximale plasmaconcentratie. Na orale toediening treedt het effect op binnen ongeveer 45 minuten. Voedsel kan de opname van cafeïne vertragen. De absolute biologische beschikbaarheid bereikt bijna 100% bij volwassenen. Cafeïne heeft het vermogen de bloed-hersenbarrière snel te passeren, waardoor het zijn wakkere effect kan ontwikkelen. Het is oplosbaar in water en vet en wordt door het hele lichaam verspreid. De eiwitbinding van de stof is ongeveer 10-36 %. Het metabolisme van cafeïne vindt voornamelijk plaats in de lever via het enzym cytochroom CYP1A2. De producten van het cafeïnemetabolisme zijn paraxanthine, theobromine en theofylline. Deze metabolieten worden voornamelijk in de urine uitgescheiden. Bij een gemiddelde volwassene is de halfwaardetijd ongeveer 5 uur, maar bij rokers kan dit meer dan 50% variëren.
Interacties
Interacties kunnen optreden met de volgende stoffen:
- Quinolonen, bv. ciprofloxacine
- Theofylline
- Duloxetine
- Preparaten van ephedrakruid of guarana
- Rasagiline
- Tizanidine