Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal beslissen welke dosis BeneFIX u zal krijgen. Deze dosis en de duur van de behandeling zullen afhangen van uw individuele behoefte aan factor-IX-vervangingsbehandeling en van hoe snel uw lichaam factor IX verbruikt, wat regelmatig moet worden gecontroleerd. U zult mogelijk een verschil opmerken in de dosis die u ontvangt wanneer u overschakelt van een van plasma afgeleid factor-IX-product op BeneFIX.
Uw arts kan beslissen om de dosis BeneFIX die u krijgt toegediend gedurende de behandeling te veranderen.
Reconstitutie en toediening:
De hierna vermelde aanwijzingen gelden als richtlijn voor de reconstitutie en de toediening van BeneFIX. Patiënten moeten de specifieke aanwijzingen voor venapunctie volgen zoals aanbevolen door hun arts.
BeneFIX wordt toegediend door middel van intraveneuze (IV) infusie na reconstitutie van het poeder voor injectie met het bijgeleverde oplosmiddel (een natriumchloride (zout) oplossing) in de voorgevulde injectiespuit.
Was altijd uw handen vóór u de volgende procedures uitvoert. Tijdens de reconstitutieprocedure moet een aseptische techniek (dit betekent schoon en kiemvrij) worden gebruikt.
Reconstitutie:
BeneFIX zal worden toegediend door middel van intraveneuze (IV) infusie na reconstitutie met een steriel oplosmiddel voor injectie.
- Laat de flacon met gevriesdroogd BeneFIX en de voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel op kamertemperatuur komen.
- Verwijder het plastic flip-off dopje van de BeneFIX flacon zodat het midden van de rubberen stop zichtbaar wordt.
- Veeg de bovenkant van de flacon schoon met het bijgeleverde alcoholdoekje, of gebruik een andere antiseptische vloeistof en laat het drogen. Na het reinigen de rubberen stop niet meer met uw hand aanraken en geen ander oppervlak laten raken.
- Trek de bovenkant van de helder plastic verpakking van de flaconadapter af. Haal de adapter niet uit de verpakking.
- Plaats de flacon op een plat oppervlak. Plaats de flaconadapter, terwijl deze nog in de verpakking zit, over de flacon. Duw de verpakking stevig naar beneden totdat de adapter op z’n plaats klikt op de bovenkant van de flacon en de punt van de adapter door de flaconstop heen steekt.
- Haal de verpakking van de adapter af en gooi de verpakking weg.
- Bevestig de zuiger in de injectiespuit met oplosmiddel door stevig aan te duwen en draaien.
- Verwijder het beschermende plastic dopje van de tip van de injectiespuit met oplosmiddel door het dopje langs de perforatie te breken. Dit doet u door het dopje naar boven en beneden te buigen totdat de perforatie wordt gebroken. Raak de binnenkant van het dopje of de tip van de injectiespuit niet aan. Het kan nodig zijn om het dopje weer terug te plaatsen (als de geconstitueerde BeneFIX-oplossing niet onmiddellijk gebruikt wordt), zet het dopje daarom aan de kant door het ondersteboven neer te zetten.
- Plaats de flacon op een plat oppervlak. Bevestig de injectiespuit met oplosmiddel aan de flaconadapter door de tip van de injectiespuit in de adapteropening te steken en de injectiespuit hard te duwen en met de klok mee te draaien totdat de verbinding stevig vastzit.
- Duw de zuiger langzaam naar beneden om al het oplosmiddel in de BeneFIX flacon te injecteren.
- Draai de flacon, terwijl de spuit er nog steeds aan vast zit, voorzichtig rond totdat het poeder opgelost is.
12. De uiteindelijke oplossing dient voor toediening visueel geïnspecteerd te worden op fijne deeltjes. De oplossing moet helder en kleurloos zijn.
Let op: Als u meer dan één flacon met BeneFIX per infusie gebruikt, dient elke flacon volgens bovenstaande instructies gereconstitueerd te worden. De injectiespuit dient te worden verwijderd, terwijl de adapter op z’n plaats blijft, en een separate grote ‘luer-lock’ spuit (een hulpmiddel dat de spuit met de flacon verbindt) kan gebruikt worden om de gereconstitueerde inhoud van elke flacon op te trekken.
13. Draai de flacon ondersteboven terwijl u zich ervan verzekert dat de zuiger nog steeds geheel ingedrukt is. Trek dan langzaam alle oplossing terug in de injectiespuit.
14. Maak de injectiespuit los van de flacon door voorzichtig te trekken en de spuit tegen de klok in te draaien. Gooi de flacon met de adapter er nog aan weg.
Let op: Als de oplossing niet onmiddellijk gebruikt wordt, dient het dopje voorzichtig op de injectiepuit teruggeplaatst te worden. Raak de tip van de injectiespuit of de binnenkant van het dopje niet aan.
BeneFIX moet onmiddellijk of binnen de 3 uur na reconstitutie worden toegediend. De gereconstitueerde oplossing kan vóór de toediening bij kamertemperatuur worden bewaard.
Toediening (Intraveneuze injectie):
BeneFIX moet worden toegediend door gebruik te maken van de bijgeleverde voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel of een enkele steriele plastic ‘luer-lock’ spuit. Bovendien moet de oplossing uit de flacon worden teruggetrokken door gebruik te maken van de flaconadapter.
BeneFIX dient intraveneus geïnjecteerd te worden gedurende enkele minuten. Uw arts kan uw aanbevolen infusiesnelheid veranderen om de infusie comfortabeler te maken.
Aangezien het gebruik van BeneFIX in een continu infuus (druppel) niet werd geëvalueerd, mag BeneFIX niet worden gemengd met infusieoplossingen of worden toegediend in een continu infuus.
Gelieve alle niet-gebruikte oplossingen, lege injectieflacons en gebruikte naalden en spuiten weg te gooien in een container die bestemd is voor het wegwerpen van afval dat andere personen zou kunnen verwonden indien het niet op de geschikte manier wordt behandeld.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Gelieve onmiddellijk uw arts op de hoogte te stellen indien u meer BeneFIX injecteert dan uw arts u had aanbevolen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van BeneFIX zonder uw arts te raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.