Version 2.2 (QRD 2.0)
Wanneer uw arts afweegt of dit middel voor u een geschikte vorm van behandeling is, moet hij rekening houden met uw medische voorgeschiedenis.
In de volgende omstandigheden mag dit middel niet worden gebruikt :
- als u allergisch bent voor één van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u vinden onder rubriek 6.
- als u vóór de behandeling al lijdt aan beenmergdepressie (een verminderde werking van het beenmerg waardoor er een tekort aan bloedcellen ontstaat), vooral als u eerder al behandeld bent met cytostatica (middelen die celgroei en -deling remmen) of bestraling.
- als het aantal witte bloedcellen minder dan 2000 x 106/l bedraagt.
- als het aantal bloedplaatjes minder dan 75 000 x 106/l bedraagt.
- als de werking van uw lever ernstig verstoord is.
- als de werking van uw nieren verstoord is.
- als u een urineweginfectie heeft.
- als u lijdt aan cerebrosclerose (aderverkalking in de hersenen) in een vergevorderd stadium.
- als u momenteel een infectie heeft.
- als u borstvoeding geeft.
Bloed- en lymfstelselaandoeningen/Onderzoeken
De arts moet voorzichtig te werk gaan en/of de dosering verminderen als de patiënt een verstoord bloedbeeld heeft. Het bloedbeeld moet regelmatig worden gecontroleerd tot het opnieuw normale waarden bereikt. Bij patiënten die voorbehandeld zijn met chemotherapie (d.w.z. met chemische geneesmiddelen die een remmende of dodelijke werking hebben tegen bacteriën) en/of bestraling, of patiënten met een beschadigde nierfunctie moet redelijk ernstige beenmergdepressie worden verwacht. Daarom is strikte bewaking van het bloed met regelmatige bloedtellingen tijdens de behandeling aangewezen.
In geval van neutropene koorts en/of neutropenie (afwijking in de bloedsamenstelling, gekenmerkt door een tekort aan witte bloedcellen en een verhoogde gevoeligheid voor infecties) kan de behandelende arts beslissen om antibiotica (middelen tegen infecties) en/of antimycotica (middelen tegen schimmelziekte) preventief toe te dienen.
Immuunsysteemaandoeningen
Patiënten met een verzwakt afweersysteem zoals bij een langdurige lever- of nieraandoening moeten nauwgezet worden gecontroleerd en gevolgd.
Psychische stoornissen/Zenuwstelselaandoeningen
Vanwege het risico op schadelijke effecten van ifosfamide op het centrale zenuwstelsel moet de patiënt zorgvuldig worden gecontroleerd en gevolgd.
Patiënten met een hersenmetastase (uitzaaiing van de tumor naar de hersenen) en/of hersenstoornis moeten regelmatig worden gecontroleerd en gevolgd.
Als de patiënt encefalopathie (hersenaandoening gekenmerkt door onder meer stuipen en bewustzijnsverlaging) ontwikkelt, moet de behandeling met ifosfamide worden stopgezet en mag het niet opnieuw worden gestart. Risicofactoren voor encefalopathie zijn een beschadigde nierfunctie, voorbehandeling met nefrotoxische geneesmiddelen (geneesmiddelen die de nieren kunnen beschadigen), bekkentumor, algemene zwakke gezondheid, gevorderde leeftijd, voorgeschiedenis van alcoholmisbruik, verlaagde serumwaarden, acidose (zuurvergiftiging van het bloed) en leverfunctiestoornissen. Bij
Version 2.2 (QRD 2.0)
encefalopathie als gevolg van ifosfamide moeten geneesmiddelen die het centrale zenuwstelsel beïnvloeden, bijzonder voorzichtig worden gebruikt of, indien mogelijk, worden stopgezet. Tot deze geneesmiddelen behoren anti-emetica (middelen tegen braken), kalmeringsmiddelen, verdovende middelen en antihistaminica (middelen tegen overgevoeligheidsreacties).
Hartaandoeningen/Onderzoeken
Bij patiënten met een reeds bestaande hartaandoening moet de arts bijzonder voorzichtig te werk gaan en de het zoutgehalte regelmatig controleren. Bovendien zijn er aanwijzingen dat het schadelijke effect van ifosfamide op het hart kan worden versterkt bij patiënten die vooraf bestraling van de hartstreek gekregen hebben en/of een ondersteunende behandeling met antracyclinen (middelen tegen tumorvorming) ondergaan hebben.
Maag-darmstelselaandoeningen
Een goede mondhygiëne wordt geadviseerd om het risico op stomatitis (ontsteking van het mondslijmvlies) te verminderen. Het is van belang misselijkheid en braken te voorkomen door 15 minuten vóór de injectie van HOLOXAN een anti-emeticum toe te dienen. Braken kan gemakkelijk leiden tot dehydratie (uitdroging van het lichaam) en verstoringen van het zoutevenwicht, met meer gevaar voor blaas- en niervergiftiging.
Lever- en galaandoeningen
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een verminderde leverfunctie bij aanvang van de behandeling.. De behandelende arts volgt deze patiënten waakzaam op.
Nier- en urinewegaandoeningen
Vóór de behandeling moeten stoornissen in de urinelozing worden uitgesloten. Urineweginfecties moeten worden behandeld en verstoringen van het zoutevenwicht worden gecorrigeerd.
Vanwege het mogelijke risico op hemorragische cystitis (blaasontsteking met bloedingen) en nierfunctiestoornissen moet de arts het urinebezinksel en het gehalte aan creatinine (een afvalproduct van eiwitten) in het serum regelmatig controleren.
Met een consequente toediening van UROMITEXAN (mesna) kunnen schadelijke effecten op de urinewegen worden voorkomen. De behandeling met HOLOXAN mag uitsluitend plaatsvinden in combinatie met UROMITEXAN. In geval van schadelijke effecten op de urinewegen zoals de aanwezigheid van bloed in de urine (al dan niet zichtbaar met het blote oog) of een blaasontsteking (omdat er geen UROMITEXAN toegediend is of als gevolg van een ontoereikende dosis UROMITEXAN), moet de toediening van HOLOXAN worden stopgezet.
Het wordt aanbevolen dat de patiënt tijdens de ifosfamidebehandeling veel vocht toegediend krijgt of inneemt voor een toereikende urineproductie. Tijdens de therapie wordt de patiënt ook aanbevolen vaak de blaas te ledigen. De arts moet deze voorzorgen nemen twee dagen vóór de start van de infusie van HOLOXAN. Als de urineproductie ondanks alle maatregelen toch ontoereikend is, moet de arts een snelwerkend plasmiddel (zoals furosemide) toedienen.
Vooral bij langetermijnbehandeling met ifosfamide zijn een toereikende urineproductie en regelmatige controle van de nierfunctie vereist, in het bijzonder bij kinderen. Bij het begin van nefropathie (nierafwijking) moet blijvende nierbeschadiging worden verwacht als de behandeling met ifosfamide voortgezet wordt. De arts moet risico’s en voordelen zorgvuldig afwegen.
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten bij wie een nier verwijderd is, patiënten met een verstoorde
Version 2.2 (QRD 2.0)
nierfunctie en patiënten die voorbehandeld zijn met nefrotoxische geneesmiddelen. Bij deze patiënten zijn frequentie en intensiteit van de schadelijke effecten op het beenmerg, de nieren en de hersenen toegenomen.
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen/Congenitale, familiale en genetische aandoeningen
Mannen die worden behandeld met ifosfamide, moeten vóór de behandeling worden geïnformeerd over de mogelijkheden om hun sperma te bewaren. Zij mogen geen kinderen verwekken tijdens en tot maximaal zes maanden na een ifosfamidebehandeling vanwege het risico op erfelijke afwijkingen.
Problemen bij toediening
Aangezien het afremmende effect van ifosfamide op de celdeling pas optreedt na activatie in de lever, bestaat er geen risico op weefselbeschadiging wanneer een ifosfamideoplossing bij vergissing naast een ader (paraveneus) toegediend wordt.
Als de oplossing bij vergissing toegediend wordt via paraveneuze injectie, wordt het echter aanbevolen de infusie onmiddellijk stop te zetten, de buiten de ader toegediende oplossing terug te zuigen via de ingebrachte naald, te spoelen met een fysiologische zoutoplossing en de arm of het been te laten rusten.
Onderzoeken
Bij patiënten met suikerziekte moet behandeling met bloedsuikerverlagende nog andere geneesmiddelen?”).
het bloedsuikergehalte regelmatig worden gecontroleerd om de middelen tijdig te kunnen aanpassen (zie ook rubriek “Gebruikt u
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Gebruikt u naast HOLOXAN nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
Bij gelijktijdig gebruik met HOLOXAN kan de werking van volgende geneesmiddelen of het effect van de HOLOXAN-behandeling worden beïnvloed of kunnen de bijwerkingen als gevolg van ifosfamide verergeren:
- cytostatica (middelen tegen kanker die vermenigvuldiging en groei van kankercellen remmen), bestraling, allopurinol (middel voor de behandeling van beenweefsel- en gewrichtsaandoeningen) of hydrochloorthiazide (plasmiddel voor de behandeling van vochtophoping en een hoge bloeddruk), omdat de bijwerkingen op het beenmerg kunnen worden versterkt.
- warfarine (middel tegen bloedklontering), omdat het antistollingseffect van warfarine en aldus het risico op bloedingen kunnen toenemen.
- nefrotoxische geneesmiddelen (geneesmiddelen die de nieren kunnen beschadigen) zoals cisplatine (middel tegen tumorvorming), aminoglycosiden (groep middelen tegen infecties), aciclovir (middel tegen virusziekten) of amfotericine B (geneesmiddel voor de behandeling van schimmelinfecties), omdat zij de schadelijke effecten van ifosfamide op de nieren en bijgevolg de vergiftiging van het bloed en centrale zenuwstelsel versterken.
- anti-emetica (middelen tegen braken), kalmeringsmiddelen, verdovende middelen en antihistaminica (middelen tegen overgevoeligheidsreacties), omdat zij het centrale zenuwstelsel beïnvloeden.
Version 2.2 (QRD 2.0)
- sulfonylureumderivaten (middelen voor de beheersing van suikerziekte), omdat een versterkte daling van het bloedsuikergehalte kan optreden.
- fenobarbital, fenytoïne of primidon (middelen voor de beheersing van epilepsie), benzodiazepinen (groep middelen met rustgevende, slaapverwekkende en/of spierverslappende eigenschappen), carbamazepine (middel voor de behandeling van epilepsie), rifampicine (middel tegen infecties) en chloralhydraat (middel voor slaap- en angststoornissen), omdat zij de werking van de lever kunnen beïnvloeden.
- chloorpromazine (middel dat de hersenwerking remt en gebruikt wordt bij sterke opwinding, ziekelijke angst en psychose), trijoodthyronine (schildklierhormoon) of disulfiram (middel ter behandeling van alcoholisme), omdat het effect van de behandeling en de schadelijke effecten van ifosfamide kunnen worden versterkt.
- suxamethonium (middel dat gevoelloosheid teweegbrengt), omdat het spierverslappend effect ervan versterkt wordt.
Het gebruik van ifosfamide kan leiden tot een versterkte huidreactie op bestraling.
Als u ingeënt wordt en terzelfder tijd dit geneesmiddel toegediend krijgt, kan uw bescherming verminderen.
Vertel uw arts of apotheker als u andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Grapefruits (citrusvruchten) bevatten een bestanddeel dat de werking van ifosfamide kan verminderen. Als u behandeld wordt met ifosfamide, mag u daarom geen grapefruit (citrusvrucht) eten en/of moet u de consumptie van voedsel of drank met deze vrucht vermijden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Het gebruik van ifosfamide wordt tijdens de zwangerschap (met name in het eerste trimester) afgeraden. Per patiënt moeten de te verwachten voordelen van de behandeling en het mogelijke risico voor het ongeboren kind worden afgewogen.
Ifosfamide wordt uitgescheiden in de moedermelk. Vanwege de mogelijke nadelige gevolgen voor de zuigeling is borstvoeding niet aangewezen tijdens de behandeling met HOLOXAN (zie rubriek “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken ?”).
Bij de man beïnvloedt HOLOXAN de geslachtsklieren. Het gebruik ervan kan leiden tot een tekort aan kiemcellen in de teelballen, wat zich uit in een verminderd teelbalvolume, azoöspermie (afwezigheid van zaadcellen in het zaad), aspermie (afwezigheid van sperma) of onvruchtbaarheid. Bij de vrouw kan HOLOXAN leiden tot uitblijven van de menstruatie en een verstoorde werking van de eierstokken. Mannen en vrouwen in de vruchtbare leeftijd moeten voorbehoedmiddelen nemen tijdens de behandeling met HOLOXAN en gedurende ten minste zes maanden na beëindiging van de behandeling.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Ifosfamide kan leiden tot een verminderde rijvaardigheid of verminderd vermogen om machines te bedienen, rechtstreeks als gevolg van encefalopathie en onrechtstreeks als gevolg van misselijkheid en braken, vooral bij gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die het centrale zenuwstelsel beïnvloeden of bij alcoholverbruik.
Version 2.2 (QRD 2.0)
HOLOXAN oplossing voor infusie bevat 40 mg/ml ifosfamide. 1 injectieflacon van 25 ml bevat 1 g ifosfamide.
1 injectieflacon van 50 ml bevat 2 g ifosfamide.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
In principe moet bij de eerste behandeling een zo hoog mogelijke dosis worden toegediend, d.w.z. doorgaans 50 tot 60 mg/kg/dag gedurende vijf opeenvolgende dagen via intraveneuze weg.
In plaats van deze kuur van vijf dagen kan bij therapierefractaire gevallen eventueel 80 mg/kg/dag gedurende twee tot drie opeenvolgende dagen via intraveneuze weg worden toegediend.
Een behandelingssessie mag na ten minste drie tot vier weken worden herhaald met eenzelfde of een iets lagere dosis, afhankelijk van de veroorzaakte toxiciteit, d.w.z. van onder meer het bloedbeeld (leukocytengehalte > 4000 x 106/l) en het herstel van verdere bijwerkingen.
De therapeutische toepassing van HOLOXAN mag uitsluitend plaatsvinden onder een begeleidende therapie met UROMITEXAN (mesna).
HOLOXAN wordt doorgaans kort intraveneus toegediend (in ongeveer 20 tot 30 minuten) of als continue infusie gedurende een periode van 24 uur.
Oplossingen met een concentratie van meer dan 4 % mogen niet worden gebruikt.
Patiënten met hersenmetastasen en/of cerebrale symptomen moeten regelmatig worden gecontroleerd en gevolgd.
Vanwege het risico op toxische effecten van ifosfamide op het centrale zenuwstelsel moet de patiënt zorgvuldig worden gecontroleerd en gevolgd. Als de patiënt encefalopathie ontwikkelt, moet de behandeling met ifosfamide worden stopgezet en mag het niet opnieuw worden gestart.
Een verminderde nierfunctie (creatininegehalte > 1,5 mg/dl), voorbehandeling met nefrotoxische geneesmiddelen (zoals cisplatine) en postrenale obstructies (zoals bekkentumoren) vormen risicofactoren om encefalopathie te ontwikkelen. Andere risicofactoren voor encefalopathie zijn een algemene zwakte, gevorderde leeftijd, voorgeschiedenis van alcoholmisbruik, verlaagde serumalbumine, acidose en een leverfunctiestoornis.
Geneesmiddelen die het centrale zenuwstelsel beïnvloeden (zoals anti-emetica (zoals aprepitant), kalmeringsmiddelen, narcosemiddelen of antihistaminica), moeten bijzonder voorzichtig worden gebruikt bij ifosfamidegeïnduceerde encefalopathie of, indien mogelijk, worden stopgezet.
Version 2.2 (QRD 2.0)
Hartaandoeningen
Bij patiënten met een reeds bestaande hartaandoening is voorzichtigheid geboden. Bovendien zijn er aanwijzingen dat het cardiotoxisch effect van ifosfamide kan worden versterkt bij patiënten die vooraf radiotherapie van de hartstreek en/of een adjuvante behandeling met antracyclinen ondergaan hebben.
Laboratoriumonderzoek
Regelmatige controles van de elektrolyten zijn noodzakelijk.
Maag-darmstelselaandoeningen
Een goede mondhygiëne wordt geadviseerd om het risico op stomatitis te verminderen. Het is van belang misselijkheid en braken te voorkomen (door toediening van een anti-emeticum, 15 minuten vóór de injectie van HOLOXAN), omdat braken gemakkelijk kan leiden tot dehydratie en stoornissen van de elektrolytenbalans, met meer gevaar voor blaas- en niertoxiciteit.
Lever- en galaandoeningen
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een verminderde leverfunctie. Bij deze patiënten wordt strikte bewaking aanbevolen (zie ook speciale doseringsaanbevelingen).
Nier- en urinewegaandoeningen
Voordat de therapie begonnen wordt, moeten mogelijke stoornissen van urinelozing worden uitgesloten. Urineweginfecties moeten worden behandeld en mogelijke stoornissen van de elektrolytenbalans gecorrigeerd.
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met één nier omdat zij een HOLOXAN-therapie met hogere doses slechter blijken te verdragen.
Vanwege het mogelijke risico op hemorragische cystitis en eventuele nierfunctiestoornissen moeten urinesediment en serumcreatinine tijdens een behandelingssessie regelmatig worden gecontroleerd.
Preventie van cystitis
Met een consequente toediening van UROMITEXAN is het mogelijk de tot dusver therapiebeperkende urotoxische bijwerkingen te voorkomen. De behandeling met HOLOXAN- mag uitsluitend plaatsvinden in combinatie met UROMITEXAN.
Dosering van UROMITEXAN
Intraveneuze injectie
Bij volwassenen wordt UROMITEXAN doorgaans in het begin van de toediening van HOLOXAN alsook na vier en acht uur afzonderlijk als bolusinjectie intraveneus toegediend, steeds in een dosis die overeenkomt met 20 % van de dosis HOLOXAN (in totaal 60 %).
Voorbeeld van een intraveneuze UROMITEXAN-toediening bij HOLOXAN :
uur | 8.00 | 12.00 | 16.00 |
HOLOXAN | 40 mg/kg | | |
Version 2.2 (QRD 2.0)
Bij kinderen kan het in individuele gevallen noodzakelijk zijn UROMITEXAN met kortere intervallen (bijvoorbeeld drie uur) toe te dienen. Bij zeer hoge doseringen van cytostatische therapie met HOLOXAN (zoals bij beenmergtransplantaties) kan de dosis UROMITEXAN worden verhoogd tot 120 % van de dosis HOLOXAN.
Continue infusie (24 uur)
In geval van een continue infusie van HOLOXAN wordt een begindosis UROMITEXAN als bolusinjectie toegediend die overeenkomt met 20 % van de dosis HOLOXAN.
Deze begindosis wordt gevolgd door een infusie van HOLOXAN in combinatie met UROMITEXAN, waarvan de dosis UROMITEXAN overeenkomt met 100 % van de dosis HOLOXAN. Na beëindiging van de infusie van HOLOXAN moet de infusie van UROMITEXAN nog gedurende zes tot twaalf uur worden voortgezet.
Voorbeeld van een continue infusie van HOLOXAN:
uur | 0 | 24 | 30 | 36 |
HOLOXAN | 5 g/m² | | | |
| (125 mg/kg) | | | |
UROMITEXAN-bolusinjectie | 1 g/m² | | | |
| (25 mg/kg) | | | |
UROMITEXAN-infusie | 5 g/m² | | 2,5 g/m² | |
| (125 mg/kg) | | (62,5 mg/kg) | |
Ook bij toediening van UROMITEXAN blijft het noodzakelijk dat een goede hydratietoestand van de patiënt gehandhaafd wordt.
HOLOXAN wordt bij voorkeur ‘s morgens toegediend.
Ruime vochttoevoer (3 l/m2) en goede diurese moeten worden gegarandeerd. Tijdens de therapie wordt frequente blaaslediging aanbevolen. Deze voorzorgen moeten twee dagen vóór de start van de infusie van HOLOXAN worden genomen.
Indien de diurese ondanks alle maatregelen daalt tot minder dan 50 ml/h, moet een snelwerkend diureticum, zoals furosemide, worden toegediend. Bepaling van bèta-2-microglobuline is van belang om een mogelijke beschadiging van de tubuli als gevolg van ifosfamide snel op het spoor te komen.
Indien door het achterwege laten of onvoldoende dosering van de UROMITEXAN-toediening urotoxiciteit optreedt (microhematurie, macrohematurie, cystitis), moet de toediening van het cytostaticum worden gestaakt. Voorlopige ervaringen wijzen er echter op dat het in sommige gevallen mogelijk is de behandeling onder beschermende toepassing van UROMITEXAN voort te zetten.
In geval van acute ernstige blaasbloedingen die levensgevaarlijk kunnen worden en niet met andere
Version 2.2 (QRD 2.0)
therapeutische maatregelen gestopt kunnen worden, wordt instillatie aanbevolen van 200 ml tot 300 ml van een 5%-ige oplossing formaldehydi Ed. VI, bevattende 1,75 % methanal, in de blaas. De oplossing blijft 15 minuten in de blaas, waarna met 1 l water voor injecties gespoeld wordt.
Vooral bij langetermijnbehandeling met ifosfamide zijn toereikende diurese en regelmatige controle van de nierfunctie vereist, in het bijzonder bij kinderen. Bij het begin van nefropathie moet irreversibele nierbeschadiging worden verwacht als de behandeling met ifosfamide voortgezet wordt. Risico’s en voordelen moeten zorgvuldig worden afgewogen.
Factoren voor de aanleg van nefrotoxiciteit omvatten hoge cumulatieve doses ifosfamide (vooral bij kinderen jonger dan drie jaar). Zowel vóór het begin van de behandeling als tijdens en na de behandeling moeten daarom de glomerulaire en tubulaire functie worden geëvalueerd en gecontroleerd.
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten bij wie een nier verwijderd is, patiënten met een verstoorde nierfunctie en patiënten die voorbehandeld zijn met nefrotoxische geneesmiddelen (zoals cisplatine). Bij deze patiënten zijn frequentie en intensiteit van myelotoxiciteit, nefrotoxiciteit en cerebrale toxiciteit toegenomen.
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen/Congenitale, familiale en genetische aandoeningen
Ifosfamide bezit een mutageen potentieel en genotoxisch effect. Met ifosfamide te behandelen mannen moeten vóór de behandeling worden geïnformeerd over het bewaren van sperma en mogen geen kinderen verwekken tijdens en tot maximaal zes maanden na een dergelijke behandeling.
Problemen bij de toediening
Aangezien het cytostatisch effect van ifosfamide pas optreedt na activatie in de lever, bestaat er geen risico op weefselbeschadiging wanneer een ifosfamideoplossing bij vergissing via paraveneuze weg toegediend wordt. In geval van extravasatie wordt het echter aanbevolen de infusie onmiddellijk stop te zetten, de buiten de ader toegediende oplossing terug te zuigen via de ingebrachte naald, te spoelen met een fysiologische zoutoplossing en de arm of het been te laten rusten.
Onderzoeken
Bij diabetici moet het bloedsuikergehalte regelmatig worden gecontroleerd om de antidiabetische behandeling tijdig te kunnen aanpassen (zie ook rubriek 4.5).
Geen gegevens bezorgd.