Basis
Amfotericine B is een geneesmiddel voor de behandeling van schimmelinfecties (antimycoticum). Het wordt gebruikt voor de lokale en systemische behandeling van schimmelziekten.
Gebruik en indicaties
Amfotericine B is een antimycoticum met een hoge activiteit tegen een groot aantal schimmels. Het wordt meestal gebruikt voor bijzonder ernstige systemische infecties bij patiënten met neutropenie of HIV. Amfotericine B is werkzaam tegen de volgende schimmelziekten:
- Candida mycosen
- Cryptococcosen
- Aspergillosen
- Coccidioidomycosen
- Histoplasmose
- Noord-Amerikaanse blastomycose
- Paracoccidioidomycose
Amfotericine B is ook werkzaam tegen protozoa zoals Leishmania of Trichomonas en is de enige therapeutische optie voor primaire amoebische meningoencefalitis.
Amfotericine B kan worden toegediend als crème voor oppervlakkige infecties of als zuigtablet voor infecties in de mond en keel. Voor systemische schimmelinfecties wordt het uitsluitend in de vorm van infusen toegediend. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen conventionele amfotericine B (c-AmB) en liposomale amfotericine B (L-AmB). Infusies met conventioneel AmB worden tegenwoordig alleen nog gebruikt als reserve antischimmelmiddel, omdat het weliswaar een goede werkzaamheid en lage resistentiecijfers heeft, maar een te groot potentieel voor bijwerkingen. Liposomaal AmB is een meer recente ontwikkeling, waarvan de productie veel duurder is, maar die veel minder bijwerkingen veroorzaakt doordat de werkzame stof in kleine vetbolletjes wordt verpakt. De dosering hangt af van het soort ziekte en het gewicht van de patiënt (dosering 5mg/kg lichaamsgewicht). Tandpastilles bevatten meestal 10 mg van het werkzame bestanddeel, tabletten voor oraal gebruik meestal 100 mg.
Geschiedenis
Amfotericine B werd oorspronkelijk in 1955 in het Squibb Instituut voor Medisch Onderzoek gewonnen uit Streptomyces nodosus, een filamenteuze bacterie. De bacterie werd geïsoleerd uit grond in de regio van de Orinoco-rivier in Venezuela. Uit de bodemcultuur werden twee antischimmelverbindingen geïsoleerd, amfotericine A en amfotericine B, waarbij B een betere antischimmelwerking had. Amfotericine B bleef vanaf die tijd decennialang de enige effectieve therapie voor invasieve schimmelziekten, totdat in het begin van de jaren tachtig de groep azol-antifungalen werd ontwikkeld. Deze hebben AmB grotendeels verdrongen voor de meeste toepassingen.
De volledige structuur werd in 1970 bepaald door röntgenstructuuranalyse. De eerste synthese van de natuurlijk voorkomende enantiomere vorm van de verbinding werd in 1987 uitgevoerd door K.C. Nicolaou.