Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is: amfotericine B 50 mg
-
De andere stoffen in dit middel zijn: natriumdesoxycholaat en natriumfosfaten
Hoe ziet Fungizone ad Perfusionem eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Fungizone ad Perfusionem is steriel en gevriesdroogd poeder in een flacon.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning
CHEPLAPHARM Arzneimittel GmbH Ziegelhof 24
17489 Greifswald Duitsland
Fabrikant
Delpharm Saint Remy
Usine de Saint-Remy-rue de l'Isle 28380 Saint-Remy-Sur-Avre Frankrijk
Nummer van de vergunning voor het in de handel brengen
RVG 01585
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in november 2020
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:
Samenstelling
Iedere flacon bevat 50 mg Amfotericine B als werkzaam bestanddeel.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1 van de Samenvatting van de Produktkenmerken.
Therapeutische indicaties
Fungizone ad Perfusionem is geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met progressieve, mogelijk levensbedreigende schimmelinfecties.
Dit sterk werkende geneesmiddel dient niet te worden gebruikt bij de behandeling van niet-invasieve schimmelinfecties.
Fungizone ad Perfusionem is in het bijzonder bestemd voor de behandeling van mogelijke levensbedreigende schimmelinfecties die worden veroorzaakt door gevoelige soorten van de volgende geslachten:
Aspergillus, Blastomyces, Candida, Coccidioides, Cryptococcus, Histoplasma, de veroorzakers van mucormycose waaronder gevoelige soorten van de geslachten Absidia, Mucor en Rhizopus en verwante gevoelige soorten van Conidiobolus en Basidiobolus, alsmede Sporothrix.
Fungizone ad Perfusionem kan bruikbaar zijn bij de behandeling van de Amerikaanse vorm van mucocutane leishmaniasis, maar het is niet het geneesmiddel van de eerste keuze (zie ook de rubriek Farmacodynamische eigenschappen).
Dosering en wijze van toediening
Fungizone ad Perfusionem moet toegediend worden via een langzaam intraveneus infuus. Dit dient plaats te vinden gedurende een periode van ongeveer 2-6 uur, waarbij de gebruikelijke voorzorgen voor intraveneuze behandeling in acht dienen te worden genomen.
De aanbevolen concentratie voor het intraveneuze infuus is 0,1 mg/ml.
Aangezien de tolerantie van de patiënt in ruime mate varieert moet de dosis individueel worden vastgesteld en aangepast aan de specifieke behoeften van de patiënt (bijvoorbeeld plaats en intensiteit van de infectie, veroorzakend organisme etc.).
De behandeling wordt gewoonlijk begonnen met een dagdosis van 0,25 mg/kg lichaamsgewicht en wordt toegediend gedurende 2-6 uur.
Hoewel niet is bewezen dat het een betrouwbare voorspelling oplevert voor intolerantie, wordt een proefdosis, (1 mg in 20 ml 5% glucoseoplossing) intraveneus toegediend gedurende 20 tot 30 minuten, aanbevolen. De lichaamstemperatuur, hartfrequentie, ademhaling en bloeddruk dienen iedere 30 minuten gedurende 2 tot 4 uur te worden gemeten.
Aan een patiënt met een ernstige en snel voortschrijdende schimmelinfectie, met een goede hart- en longfunctie en die de testdosis verdraagt zonder ernstige reacties kan vervolgens 0,3 mg amfotericine B/kg intraveneus gedurende 2 tot 6 uur worden toegediend.
Een geringere vervolgdosis, bijvoorbeeld 5 tot 10 mg, wordt aanbevolen voor patiënten met verminderde hart- en longfunctie of die met een ernstige reactie reageerden op de testdosis.
De dosering kan geleidelijk toenemen met 5 tot 10 mg per dag tot een uiteindelijke dagdosis van 0,5 tot 0,7 mg/kg.
Er zijn op dit moment onvoldoende gegevens beschikbaar om de totale dosering en duur van de behandeling voor de verschillende mycosen (bijvoorbeeld mucormycose) van te voren op te geven.
De optimale dosering is niet bekend. De totale dagdosis kan oplopen tot 1 mg/kg per dag, of tot 1,5 mg/kg indien het middel om de dag wordt toegediend, bij ernstige infecties die worden veroorzaakt door minder gevoelige pathogenen.
N.B. Onder geen voorwaarde mag een totale dagdosis van 1,5 mg/kg worden overschreden. Een overdosis amfotericine B kan resulteren in een mogelijke cardio of cardiorespiratoire stilstand (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik, en rubriek 4.9 Overdosering).
De duur van de behandeling voor diepe mycosen kan 6 tot 12 weken of langer zijn.
Sommige mycosen, waaronder mucormycose, komen vaker voor bij ontregelde diabetes mellitus of immuunstoornissen. Er wordt aanbevolen naar onderliggende aandoeningen te zoeken en zaken als diabetische keto-acidose te corrigeren wil behandeling van de mycose succesvol zijn.
Aangezien rhinocerebrale mucormycose gewoonlijk snel fataal verloopt dient de behandeling noodzakelijkerwijze agressiever te zijn dan bij wat trager verlopende mycosen. De dosering van amfotericine B varieert hier van 0,7 tot 1,5 mg/kg per dag.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen, tenzij, naar het oordeel van de arts, de toestand levensbedreigend is en slechts te behandelen is met amfotericine B.
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Amfotericine B kan de enige effectieve behandeling zijn die beschikbaar is voor een mogelijk levensbedreigende schimmelaandoening.
In ieder geval afzonderlijk moet het mogelijk levensreddende effect worden afgewogen tegen de ongewenste en gevaarlijke bijwerkingen.
Patiënten met pre-existente nierinsufficiëntie dienen slechts onder zeer nauwkeurige controle met amfotericine B te worden behandeld.
Amfotericine B mag alleen intraveneus worden toegediend en mag alleen aan patiënten worden gegeven in het ziekenhuis onder supervisie van medisch geschoold personeel.
Het middel moet gereserveerd worden voor de behandeling van patiënten met progressieve, mogelijk levensbedreigende schimmelinfecties die worden veroorzaakt door gevoelige organismen.
Acute reacties waaronder rillingen, koorts, anorexie, nausea, braken, hoofdpijn, spierpijn, arthralgie en hypotensie zijn normale verschijnselen wanneer amfotericine B intraveneus wordt toegediend.
Snelle intraveneuze infusie, gedurende een kortere periode dan een uur, met name bij patiënten met nierinsufficiëntie, kan samengaan met hyperkaliëmie en aritmieën en dient daarom te worden vermeden.
De tolerantie kan worden verbeterd door toediening van acetylsalicylzuur of andere antipyretica (b.v. paracetamol), antihistaminica of anti-emetica.
Pethidine (25 - 50 mg i.v.) is gebruikt bij sommige patiënten om de duur en intensiteit van rillingen en koorts van toediening van amfotericine B te verminderen.
Intraveneuze toediening van lage doses corticosteroïden direct vóór of tijdens het amfotericine B infuus kunnen behulpzaam zijn om de koortsreacties te verminderen.
De dosering en duur van deze corticosteroïd behandeling dient tot een minimum te worden beperkt (zie ook de rubriek 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie).
Toevoeging van heparine (1000 IE per infuus), wisseling van de injectieplaats, het gebruik van een pediatrische "scalp-vein" naald en behandeling om de dag zijn maatregelen om de frequentie van tromboflebitis te voorkomen.
Extravasatie kan chemische irritatie veroorzaken.
De nierfunctie dient tijdens de behandeling met amfotericine B frequent te worden gemeten. Tijdens de acute perioden van de behandeling dient het serumcreatinine dagelijks te worden bepaald. Verder worden tweewekelijkse bepalingen van het serumcreatinine aanbevolen voor patiënten zonder reeds
bestaande nierinsufficiëntie, maar frequenter voor patiënten met een reeds bestaande
nierfunctiestoornis.
Wanneer het serumcreatinine boven 265 μmol/l komt moet de dosis worden verlaagd of de behandeling gedurende 24-48 uur worden gestaakt om uremie te voorkomen en om de nierfunctie te stabiliseren.
Bij patiënten die totale lichaamsbestraling en/of behandeling met chemotherapie ondergingen is het optreden van leuko-encefalopathie gemeld.
Het wordt eveneens aanbevolen om de leverfunctie en het serumelectrolytgehalte (met name magnesium en kalium) te meten en de normale bloedtellingen uit te voeren.
De uitslag van deze laboratoriumtesten kan een leidraad zijn voor dosisaanpassingen.
Wanneer de medicatie wordt onderbroken voor een periode van meer dan zeven dagen, dient de behandeling opnieuw te worden begonnen met de laagste dosering b.v. 0,25 mg/kg lichaamsgewicht, welke geleidelijk kan worden verhoogd zoals is beschreven onder Dosering en wijze van toediening.
De veiligheid en werkzaamheid in de pediatrie is niet bevestigd in geschikte onderzoeken. Systemische schimmelinfecties zijn echter bij pediatrische patiënten behandeld zonder melding van ongebruikelijke bijwerkingen.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Bij gelijktijdige toediening kunnen de volgende geneesmiddelen een interactie met amfotericine B veroorzaken:
-
andere nefrotoxische geneesmiddelen, bijvoorbeeld cisplatine, pentamidine, aminoglycosiden en cyclosporine, kunnen de mogelijke nefrotoxiciteit verhogen en dienen dus slechts met grote voorzorg gelijktijdig te worden gebruikt.
-
corticosteroïden en corticotropine kunnen de door amfotericine B veroorzaakte hypokaliëmie versterken.
-
middelen waarvan de werking of toxiciteit kan toenemen door hypokaliëmie, bijvoorbeeld digitalisglycosiden, spierverslappers en antiaritmica.
-
flucytosine: gelijktijdig gebruik kan de toxiciteit van flucytosine doen toenemen, mogelijk door vergroting van de cellulaire opname en/of vermindering van de renale uitscheiding.
- leukocyttransfusie: hoewel het niet in alle onderzoeken werd gezien, zijn pulmonaire reacties gemeld bij patiënten aan wie amfotericine B tijdens of kort na leukocyttransfusie werd toegediend.
Het wordt dus aanbevolen deze toedieningen zo ver mogelijk na elkaar te doen plaatsvinden en om de longfunctie te registreren.
-
diuretica kunnen eventueel kaliumverlies versterken. Tevens kan ook een versterkte nefrotoxiciteit optreden.
-
Er treedt een antagonisme op tussen amfotericine en imidazolen.
Synergisme tussen amfotericine B en flucytocine is beschreven. Hiervan kan therapeutisch gebruik worden gemaakt.
Lijst van hulpstoffen
Natriumdesoxycholaat 41 mg
Natriumfosfaten 20,2 mg
Gevallen van onverenigbaarheid
Het volgens de rubriek 6.6 “Instructies voor gebruik en verwerking” bereide infuus is onverenigbaar met natriumchloride bevattende oplossingen vanwege de kans op precipitatie.
Houdbaarheid
2 jaar.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht. Bewaren in de koelkast (2-8ºC).
Het volgens rubriek 6.6 ”Instructies voor gebruik en verwerking” bereide concentraat
(5 mg amfotericine B per ml) is, buiten de invloed van licht, 24 uur houdbaar in de koelkast (2-8ºC). Daarna dient niet gebruikt materiaal te worden vernietigd.
Oplossingen die gereed zijn voor intraveneuze toediening (0,1 mg amfotericine B of minder per ml) dienen direct na bereiding te worden gebruikt en hoeven niet tegen de invloed van licht te worden beschermd.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Kristallijn amfotericine B is onoplosbaar in water. Het antibioticum wordt daarom gesolubiliseerd door toevoeging van natriumdesoxycholaat zodat een mengsel wordt gevormd dat na reconstitutie een colloïdale dispensie vormt die intraveneus kan worden toegediend.
De flacon is afgevuld onder stikstof.
Bereiding van de oplossing
De reconstitutie wordt als volgt uitgevoerd: een concentraat van 5 mg amfotericine B per ml wordt bereid door snelle injectie van 10 ml water voor injectie direct in de gelyofiliseerde plakkaat door middel van een steriele naald en injectiespuit.
Schudt de flacon direct totdat de colloïdale oplossing helder is. De oplossing voor infusie wordt bereid door voldoende van het concentraat te nemen en dat te verdunnen met 5% glucoseoplossing zodat een uiteindelijke concentratie van 0,1 mg/ml wordt bereikt. De pH van de glucoseoplossing dient voor gebruik te worden bepaald en moet boven 4,2 zijn. De normaal verkrijgbare 5% glucoseoplossing voldoet aan deze eis, maar indien de pH lager is dan 4,2 dient 1 tot 2 ml van de onderstaande buffer aan de glucoseoplossing te worden toegevoegd voordat deze als verdunningsmiddel wordt gebruikt.
De aanbevolen buffer is als volgt samengesteld:
Na2HPO4 (watervrij)
|
1,59 g
|
NaH2F (watervrij)
|
0,96 g
|
Water voor injectie ad 100 ml.
Deze buffer moet gesteriliseerd worden voordat hij aan de glucoseoplossing wordt toegevoegd, hetzij door filtratie of door verhitting gedurende 30 minuten bij 121ºC.
N.B. Aseptische werkwijze dient strikt in acht te worden genomen bij bereiding van de buffer en het infuus, aangezien geen conserveermiddel of bacteriostatica aanwezig zijn in het antibioticum of in de materialen die worden gebruikt om het gereed te maken voor toediening. Alle toevoegingen dienen met een steriele naald te worden uitgevoerd.
Reconstitutie mag niet plaatsvinden met natriumchloride-bevattende oplossingen. Het gebruik van andere verdunningsmiddelen dan degene die worden aanbevolen of de aanwezigheid van een bacteriostaticum (bijvoorbeeld benzylalcohol) in het verdunningsmiddel kan een neerslag van amfotericine B geven.
Gebruik het beginconcentraat of de oplossing voor infusie niet indien er aanwijzingen zijn voor
neerslag of andere deeltjes. In het infuussysteem kan tijdens toediening een membraanfilter worden toegepast; de poriëndiameter mag niet kleiner zijn dan 1,0 μm om de colloïdale dispensie door te
kunnen laten.