Farmacodynamica
Net als andere calciumkanaalblokkers van de dihydropyridineklasse blokkeert lercanidipine L-type calciumkanalen in de gladde spiercellen van bloedvaten. Dit ontspant ze en zorgt voor een betere doorbloeding, waardoor de bloeddruk daalt. In tegenstelling tot de niet-dihydropyridine calciumkanaalblokkers verapamil en diltiazem heeft lercanidipine bij gebruikelijke therapeutische doses geen significant effect op calciumkanalen in het hart en verlaagt daarom de hartslag niet.
Farmacokinetiek
Lercanidipine wordt langzaam maar volledig uit de darm geabsorbeerd. De biologische beschikbaarheid is slechts 10% door een uitgebreid first-pass effect, maar kan oplopen tot 40% bij inname na een vetrijke maaltijd. De hoogste bloedplasmaspiegel wordt bereikt na 1,5 tot 3 uur. Lercandipine is bijna volledig (>98%) gebonden aan plasma-eiwitten, maar in ongebonden vorm kan het gemakkelijk worden opgeslagen in vetweefsel, wat resulteert in een licht depot-effect. Het wordt volledig gemetaboliseerd in de lever, voornamelijk via het enzym CYP3A4. De eliminatiehalfwaardetijd is 8 tot 10 uur. Door het depoteffect houdt het antihypertensieve effect ten minste 24 uur aan. Lercandipine wordt uitgescheiden in de urine.
Interacties
De stof wordt gemetaboliseerd door het leverenzym CYP3A4. Hierdoor worden ook een aantal andere geneesmiddelen gemetaboliseerd. Dit resulteert in een groot aantal mogelijke interacties.
Geneesmiddelen die CYP3A4 remmen kunnen de plasmaspiegel van lercandipine verhogen en zo het effect vergroten en ongewenste bijwerkingen bevorderen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de stoffen ketoconazol en itraconazol, ciclosporine, erytromycine en grapefruitsap. Omgekeerd verlagen CYP3A4-inductoren zoals carbamazepine, rifampicine en sint-janskruid waarschijnlijk de plasmaspiegels en daarmee de effectiviteit van lercanidipine. Lercanidipine kan de plasmaspiegels van ciclosporine en digoxine verhogen.