Basis
Bij hypothyreoïdie is er sprake van een verminderde of volledig beperkte hormoonproductie door de schildklier. Dit resulteert in een tekort aan schildklierhormonen, die het lichaam nodig heeft om zijn stofwisselingsprocessen in stand te houden. Als gevolg van hypothyreoïdie is de stofwisseling beperkt, waardoor patiënten zich vaak erg zwak en moe voelen. Bovendien kan hypothyreoïdie leiden tot groeiachterstand en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen.
Bij hypothyreoïdie moet een onderscheid worden gemaakt tussen de aangeboren en de verworven vorm. In totaal wordt ongeveer één procent van de totale bevolking door deze ziekte getroffen. Congenitale hypothyreoïdie komt voor bij ongeveer één op 5000 pasgeborenen.
De belangrijkste functie van de schildklier is de productie van schildklierhormonen (thyroxine, triiodothyronine), die een grote invloed hebben op de menselijke stofwisseling. De schildklier bevindt zich aan de voorkant van de hals onder het strottenhoofd, waar hij kan worden gepalpeerd.
Aangezien jodium een vast bestanddeel van schildklierhormonen is en het lichaam het niet zelf kan aanmaken, is de schildklier afhankelijk van de dagelijkse inname van jodium. Bovendien wordt de hormoonproductie geregeld door een hormoon dat TSH wordt genoemd en dat afkomstig is van de hypofyse in de hersenen. Een daling van thyroxine en triiodothyronine leidt dus tot een stijging van het hypofysehormoon TSH, dat op zijn beurt de schildklier stimuleert om meer hormonen te produceren.