- De werkzame stof in dit middel is linezolid. 1 ml oplossing bevat 2 mg linezolid.
- De ander stoffen in dit middel zijn glucose monohydraat (een soort suiker), natriumcitraat (E331), citroenzuur watervrij (E330), zoutzuur (E507) of natriumhydroxide (E524) en water voor injecties.
Hoe ziet Lizoliden eruit en hoeveel zit er in een verpakking
Lizoliden wordt gepresenteerd als een heldere oplossing in een enkel lage-dichtheid polyethyleen infuuszakken met 300 ml (600mg linezolid) oplossing.
De zakken worden geleverd in dozen van 1 of 10 zakken.
Niet alle verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Helm AG
Nordkanalstr. 28
D-20097 Hamburg
Duitsland
Fabrikant verantwoordelijk voor batch uitgifte:
Pharmaceutical Works POLPHARMA, S.A.
19 Pelplińska Str.
83-200 Starogard Gdański
Polen
Dit geneesmiddel is geregistreerd in de lidstaten van de EEA onder de volgende namen:
Duitsland: Lizoliden 2 mg/ml, Infusionslösung
Nederland: Lizoliden 2 mg/ml, oplossing voor infusie
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in februari 2013
Een handleiding voor ziekenhuispersoneel
Lizoliden 2 mg/ml, oplossing voor infusie
Linezolid
BELANGRIJK: Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken alvorens u dit product voorschrijft.
Linezolid is niet actief tegen infecties die worden veroorzaakt door Gram-negatieve pathogenen. Er dient gelijktijdig een behandeling tegen Gram-negatieve organismen te worden gestart als er een simultane infectie met een Gram-negatief pathogeen wordt gedocumenteerd of vermoed.
Beschrijving
Gebruiksklare, latexvrije, polyethyleen infuuszakken voor eenmalig gebruik. De zak bevat 300 ml oplossing en is verpakt in een kartonnen doos. Elke doos bevat 1 of 10 infuuszakken.
Lizoliden 2 mg/ml, oplossing voor infusie bevat linezolid 2 mg/ml in een isotone, kleurloze oplossing. De hulpstoffen zijn: glucose monohydraat, natriumcitraat (E331), watervrij citroenzuur (E330), zoutzuur (E507) of natriumhydroxide (E524), water voor injecties.
Dosering en wijze van toediening
Een behandeling met linezolid dient alleen te worden geïnitieerd in een ziekenhuisomgeving en na overleg met een relevante specialist, zoals een microbioloog of een specialist in infectieziekten.
Patiënten die een behandeling beginnen met de parenterale toediening kunnen, wanneer daar een klinische reden voor is, overgaan naar een orale toediening. In deze omstandigheden is er geen dosisaanpassing noodzakelijk aangezien linezolid een orale biologische beschikbaarheid heeft van ongeveer 100%.
De oplossing voor infusie dient te worden toegediend over een periode van 30 tot 120 minuten.
De aanbevolen linezolid dosering dient tweemaal daags te worden toegediend.
Aanbevolen dosering en behandelingsduur voor volwassenen:
De duur van de behandeling is afhankelijk van het pathogeen, de plaats en de ernst van de infectie, en van de klinische respons van de patiënt.
De volgende aanbevelingen voor de duur van de behandeling geven de behandelingsduur weer die is gebruikt in de klinische onderzoeken. Kortere behandelingen kunnen geschikt zijn voor bepaalde infectietypen, maar zijn niet geëvalueerd in klinische onderzoeken.
De maximale behandelingsduur is 28 dagen. De veiligheid en werkzaamheid van linezolid zijn nog niet vastgesteld, wanneer het langer dan 28 dagen wordt toegediend. Het is niet nodig om de aanbevolen dosis of behandelingsduur te verhogen bij infecties geassocieerd met een gelijktijdige bacteriemie. De aanbevolen dosering is als volgt:
Infecties | Dosering | Duur van de behandeling |
Nosocomiale pneumonie | | |
| 600 mg intraveneus | |
Buiten het ziekenhuis verworven | tweemaal daags | 10-14 opeenvolgende dagen |
pneumonie | |
Gecompliceerde infecties van | 600 mg intraveneus | |
huid en weke delen | tweemaal daags | |
Kinderen: Er zijn onvoldoende gegevens over de farmacokinetica, veiligheid en werkzaamheid van linezolid bij kinderen en adolescenten (< 18 jaar oud) om een doseringsadvies te kunnen vaststellen. Het gebruik van linezolid in deze leeftijdsgroep wordt daarom niet aanbevolen totdat er aanvullende gegevens beschikbaar zijn.
Oudere patiënten: Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Patiënten met nierinsufficiëntie: Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (d.w.z. CLCR < 30 ml/min): Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk. De klinische significantie van een hogere blootstelling (tot het tienvoudige) van de twee primaire metabolieten van linezolid bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie is onbekend. Linezolid dient bij deze patiënten met extra voorzichtigheid te worden gebruik en alleen als het verwachte voordeel wordt geacht op te wegen tegen het theoretische risico.
Aangezien ongeveer 30% van een dosis linezolid verwijderd wordt tijdens een drie uur durende hemodialysebehandeling, dient linezolid te worden gegeven na dialyse bij patiënten die een dergelijke behandeling ondergaan. De primaire metabolieten van linezolid worden in enige mate verwijderd door hemodialyse. De concentraties van deze metabolieten zijn nog altijd aanzienlijk hoger na dialyse dan de concentraties die worden waargenomen bij patiënten met een normale nierfunctie of zwakke tot matige nierinsufficiëntie. Linezolid dient met extra voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, en alleen als het verwachte voordeel wordt geacht op te wegen tegen het theoretische risico.
Tot op heden is er geen ervaring met het toedienen van linezolid aan patiënten die continue ambulante peritoneale dialyse (CAPD) of alternatieve behandelingen voor nierfalen (anders dan hemodialyse) ondergaan.
Patiënten met leverinsufficiëntie: Patiënten met milde tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A of B): Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse C): Omdat linezolid wordt gemetaboliseerd door een niet-enzymatisch proces, wordt niet verwacht dat de verstoorde leverfunctie het metabolisme significant zal wijzigen. Om deze reden is er geen dosisaanpassing noodzakelijk. Er zijn echter geen farmacokinetische gegevens en beperkte klinische ervaring beschikbaar over linezolid bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie. Linezolid dient met extra voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie en alleen als het verwachte voordeel wordt geacht op te wegen tegen het theoretische risico.
Contra-indicaties
Patiënten die overgevoelig zijn voor linezolid of voor één van de hulpstoffen.
Linezolid dient niet te worden toegepast bij patiënten die geneesmiddelen gebruiken die de monoamino- oxidasen A of B inhiberen (bijv. fenelzine, isocarboxazide, selegiline, moclobemide) of binnen twee weken na gebruik van dergelijke geneesmiddelen.
Linezolid dient niet te worden toegediend aan patiënten met de volgende onderliggende klinische aandoeningen of aan patiënten die gelijktijdig behandeld worden met de volgende geneesmiddelen, tenzij er mogelijkheden zijn voor een nauwkeurige observatie van de patiënt en voor controle van de bloeddruk:
- Patiënten met ongecontroleerde hypertensie, feochromocytoom, carcinoïd, thyrotoxicose, bipolaire depressie, schizoaffectieve stoornis, acute verwardheid.
- Patiënten die één van de volgende geneesmiddelen innemen: serotonine heropnameremmers, tricyclische antidepressiva, serotonine 5-HT1 receptor agonisten (triptanen), direct en indirect werkende sympathicomimetische stoffen (inclusief de adrenerge bronchodilatatoren, pseudo-efedrine en fenylpropanolamine), vasopressieve stoffen (bijvoorbeeld adrenaline/epinefrine, noradrenaline/norepinefrine), dopaminerge stoffen (bijvoorbeeld dopamine en dobutamine), pethidine of buspiron.
Borstvoeding dient te worden gestopt voorafgaand aan en tijdens het gebruik van dit middel.
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Linezolid is een reversibele, niet-selectieve monoamino-oxidase inhibitor (MAOI); in de doseringen die gebruikt worden in de antibacteriële therapie, heeft het echter geen antidepressief effect. Er zijn erg weinig gegevens uit studies naar geneesmiddeleninteracties en over de veiligheid van linezolid indien toegediend aan patiënten met onderliggende aandoeningen en/of gelijktijdig toegediende geneesmiddelen waardoor ze kans zouden kunnen lopen op MAO-inhibitie. Het wordt daarom niet aanbevolen om linezolid te gebruiken onder deze omstandigheden, tenzij nauwkeurige observatie en controle van de gebruiker mogelijk is.
Aan patiënten moet worden ontraden om grote hoeveelheden tyraminerijk voedsel te gebruiken.
Elke ml van de oplossing bevat 45,7 mg (13,7 g/300 ml) glucose. Hiermee moet rekening worden gehouden bij patiënten met diabetes mellitus of andere aandoeningen geassocieerd met glucose-intolerantie. Elke ml oplossing bevat ook 0,38 mg (114 mg/300 ml) natrium.
Myelosuppressie (inclusief anemie, leukopenie, pancytopenie en trombocytopenie) is gemeld bij patiënten die behandeld werden met linezolid. In gevallen waar de uitkomst van bekend is en werd gestopt met linezolid, stegen de aangedane hematologische parameters tot de spiegels zoals ze waren voor de aanvang van de behandeling. Het risico op deze effecten lijkt gerelateerd te zijn aan de behandelingsduur. Trombocytopenie kan frequenter voorkomen bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie, ongeacht of ze gedialyseerd worden. Nauwkeurige controle van het bloedbeeld wordt daarom aanbevolen bij patiënten die: een reeds bestaande anemie, granulocytopenie of trombocytopenie hebben; gelijktijdig andere geneesmiddelen krijgen die de hemoglobinespiegels verlagen, het bloedbeeld nadelig beïnvloeden, of het aantal bloedplaatjes of de bloedplaatjesfunctie negatief beïnvloeden, een ernstige nierinsufficiëntie hebben; langer dan 10 tot 14 dagen worden behandeld. Linezolid dient uitsluitend aan deze patiënten te worden toegediend als een nauwkeurige controle van de hemoglobinespiegels, het bloedbeeld en het aantal bloedplaatjes mogelijk is.
Wanneer aanzienlijke myelosuppressie optreedt tijdens behandeling met linezolid, dient de behandeling te worden gestaakt tenzij het absoluut noodzakelijk wordt geacht de behandeling voort te zetten. In welk geval intensieve controle van het bloedbeeld en passende behandelingsstrategieën geïmplementeerd dienen te worden.
Tevens wordt aanbevolen dat het totale bloedbeeld (inclusief hemoglobinespiegels, bloedplaatjes en totaal en gedifferentieerd leukocytenaantal) wekelijks dient te worden gecontroleerd bij patiënten die linezolid krijgen ongeacht het bloedbeeld bij aanvang van de behandeling.
In compassionate use studies is een hogere incidentie van ernstige anemie gemeld bij patiënten die linezolid kregen toegediend voor langer dan de maximale aanbevolen behandelingsduur van 28 dagen. Deze patiënten hadden vaker een bloedtransfusie nodig. Gevallen van anemie die een bloedtransfusie nodig hadden, zijn ook gemeld na het in de handel brengen, waarbij meer gevallen zijn gemeld bij patiënten die langer dan 28 dagen linezolid therapie kregen.
Lactaatacidose is gemeld bij het gebruik van linezolid. Patiënten die tekenen en symptomen van metabole acidose, waaronder terugkerende misselijkheid of braken, buikpijn, een lage bicarbonaatspiegel of hyperventilatie, ontwikkelen tijdens het gebruik van linezolid, dienen directe medische aandacht te krijgen.
In een openlabel studie met ernstig zieke patiënten met intravasculaire katheter gerelateerde infecties [(21,5%) vs. (16,0%)] werd een verhoogde mortaliteit waargenomen. Dit was met betrekking tot vancomycine/dicloxacilline/oxacilline vergeleken met patiënten die werden behandeld met linezolid. De belangrijkste factor die het mortaliteitspercentage beïnvloedde, was de Gram-positieve infectiestatus bij aanvang van de behandeling. De mortaliteitspercentages waren vergelijkbaar bij patiënten met infecties die enkel en alleen door Gram-positieve organismen werden veroorzaakt (odds ratio 0,96; 95% betrouwbaarheidsinterval: 0,58-1,59), maar waren significant hoger (p=0,0162) bij de linezolid groep bij patiënten met een ander pathogeen of geen pathogeen bij aanvang van de behandeling (odds ratio 2,48; 95% betrouwbaarheidsinterval: 1,38-4,46). Het grootste verschil werd waargenomen tijdens de behandeling en
binnen 7 dagen na stopzetting van de studiemedicatie. In de linezolid groep raakten meer patiënten besmet met Gram-negatieve pathogenen tijdens de studie en overleden als gevolg van een infectie die werd veroorzaakt door Gram-negatieve pathogenen en poly microbiële infecties. Bij gecompliceerde infecties van de huid en van weke delen, mag linezolid daarom uitsluitend worden gebruikt bij patiënten met een bekende of mogelijk gelijktijdige infectie met Gram-negatieve organismen als er geen alternatieve behandelingsopties beschikbaar zijn (zie rubriek 4.1). In deze omstandigheden moet gelijktijdig een behandeling tegen Gram- negatieve organismen worden gestart.
Gecontroleerde klinische onderzoeken omvatten geen patiënten met diabetische voet laesies, decubitus of ischemische laesies, ernstige brandwonden of gangreen. Ervaring met het gebruik van linezolid bij de behandeling van deze aandoeningen is daarom beperkt.
Linezolid dient met extra voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie en alleen als het verwachte voordeel wordt geacht op te wegen tegen het theoretisch risico.
Aanbevolen wordt om linezolid uitsluitend toe te dienen aan patiënten met ernstige leverinsufficiëntie als het waargenomen voordeel opweegt tegen het theoretische risico.
Pseudo-membraneuze colitis werd gemeld bij bijna alle antibiotica, waaronder linezolid. Het is daarom belangrijk om deze diagnose te overwegen bij patiënten die diarree vertonen na toediening van een antibioticum. In gevallen van een vermoede of bevestigde met antibiotica geassocieerde colitis, kan het stoppen met linezolid gerechtvaardigd zijn. Passende behandelingsmaatregelen moeten dan worden ingesteld.
Met antibiotica geassocieerde diarree en met antibiotica geassocieerde colitis, waaronder pseudo- membraneuze colitis en met Clostridium difficile geassocieerde diarree, werden gemeld in combinatie met het gebruik van bijna alle antibiotica, waaronder linezolid en kunnen variëren in ernst van milde diarree tot fatale colitis. Het is daarom belangrijk om deze diagnose te overwegen bij patiënten die ernstige diarree ontwikkelen tijdens of na het gebruik van linezolid. Als met antibiotica geassocieerde diarree en met antibiotica geassocieerde colitis worden vermoed of bevestigd, moet een actieve behandeling met antibacteriële stoffen, waaronder linezolid, worden stopgezet en moeten onmiddellijk adequate therapeutische maatregelen worden gestart. Medicatie die de peristaltiek inhibeert, is in deze situatie gecontra-indiceerd.
De effecten van linezolid behandeling op de normale flora werden niet beoordeeld in klinische onderzoeken.
Het gebruik van antibiotica kan af en toe resulteren in een overgroei van niet-vatbare organismen. Ongeveer 3% van de patiënten die de aanbevolen linezolid doses kregen, ervoeren geneesmiddelen gerelateerde candidose tijdens klinische studies. Indien er tijdens de behandeling een superinfectie optreedt, moeten de juiste maatregelen worden getroffen.
De veiligheid en werkzaamheid van linezolid bij toediening gedurende perioden van meer dan 28 dagen, werden niet vastgesteld.
Perifere en optische neuropathie, soms leidend tot verlies van het gezichtsvermogen, zijn gerapporteerd bij patiënten die behandeld werden met linezolid; deze meldingen betroffen voornamelijk patiënten die langer dan de aanbevolen maximale behandelingsduur van 28 dagen waren behandeld.
Alle patiënten dient te worden geadviseerd om symptomen van stoornissen van het gezichtsvermogen te melden, zoals veranderingen in de gezichtsscherpte, veranderingen in het waarnemen van kleuren, wazig zien of een defect van het gezichtsveld. In dergelijke gevallen wordt direct een beoordeling aanbevolen, zo nodig gevolgd door een verwijzing naar een oogarts. Van elke patiënt, die Lizoliden langer dan de aanbevolen 28 dagen gebruikt, dient het gezichtsvermogen regelmatig te worden gecontroleerd. Indien een perifere of optische neuropathie optreedt, dient het voortzetten van het gebruik van Lizoliden bij deze patiënten te worden afgewogen tegen de potentiële risico’s.
Er werden convulsies gemeld bij patiënten die werden behandeld met Lizoliden. In de meeste gevallen werd een voorgeschiedenis van toevallen of risicofactoren voor toevallen gemeld. Patiënten dienen geadviseerd te worden om hun arts te informeren als ze een voorgeschiedenis van toevallen hebben.
Spontane meldingen van het serotoninesyndroom dat geassocieerd wordt met de gelijktijdige toediening van linezolid en serotonerge middelen, waaronder antidepressiva, zoals selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) werden gemeld. De gelijktijdige toediening van linezolid en serotonerge middelen is daarom gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3) behalve in gevallen waar de toediening van linezolid en de gelijktijdige serotonerge middelen van essentieel belang is. In deze gevallen moeten patiënten van dichtbij worden gevolgd voor tekenen en symptomen van het serotoninesyndroom zoals cognitieve disfunctie, hyperpyrexie, hyperreflexie en incoördinatie. Als er tekenen of symptomen optreden, moeten de artsen overwegen om een of beide middelen stop te zetten; als het simultane serotonerge middel wordt stopgezet, kunnen er ontwenningsverschijnselen optreden.
Linezolid verminderde reversibel de fertiliteit en induceerde abnormale sperma morfologie bij mannelijke ratten bij blootstelling aan spiegels die nagenoeg gelijk waren aan de verwachte spiegels bij de mens. Mogelijke effecten van linezolid op het humane mannelijke reproductiesysteem zijn onbekend.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Linezolid is een reversibele, niet-selectieve monoamino-oxidase inhibitor (MAOI). Er zijn erg weinig gegevens uit studies over geneesmiddeleninteracties en over de veiligheid van linezolid wanneer het werd toegediend aan patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken waardoor ze kans zouden kunnen lopen op MAO-inhibitie. Linezolid wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik onder deze omstandigheden, tenzij nauwkeurige observatie en controle van de gebruiker mogelijk is.
Bij gezonde vrijwilligers met een normale bloeddruk versterkte linezolid het bloeddruk verhogende effect van pseudo-efedrine en fenylpropanolamine-hydrochloride. De gelijktijdige toediening van linezolid met pseudo-efedrine of fenylpropanolamine resulteerde in een gemiddelde verhoging van de systolische bloeddruk met ongeveer 30 – 40 mm Hg, in vergelijking met een stijging van 11 – 15 mm Hg met linezolid alleen, van 14 – 18 mm Hg met pseudo-efedrine of fenylpropanolamine alleen en van 8 – 11 mm Hg met een placebo. Er werden geen vergelijkbare studies uitgevoerd bij patiënten met hypertensie. Aanbevolen wordt om de doseringen van geneesmiddelen met een vasopressieve werking, inclusief de dopaminerge stoffen, zorgvuldig te titreren om de gewenste respons te bereiken in geval van gelijktijdige toediening met linezolid.
De potentiële geneesmiddeleninteractie met dextromethorfan werd bestudeerd bij gezonde vrijwilligers. De personen kregen dextromethorfan (tweemaal 20 mg, met een interval van 4 uur) toegediend, met of zonder linezolid. Er werden bij gezonde personen waaraan linezolid en dextromethorfan werd toegediend geen symptomen van serotoninesyndroom waargenomen (verwardheid, delirium, rusteloosheid, tremoren, roodheid, diaforese, hyperpyrexie).
Postmarketing ervaring: er is één melding geweest van een patiënt die serotoninesyndroom-achtige verschijnselen heeft ervaren tijdens het gebruik van linezolid en dextromethorfan. Deze verschijnselen verdwenen na het stoppen met het gebruik van beide middelen.
Tijdens het klinische gebruik van linezolid samen met serotonerge middelen, waaronder antidepressiva zoals selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's), werden gevallen van het serotoninesyndroom gerapporteerd. Hoewel gelijktijdige toediening is gecontra-indiceerd, wordt de behandeling van patiënten bij wie de behandeling met linezolid en serotonerge middelen essentieel is, beschreven in "Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik".
Er werd geen significante vasoconstrictor respons waargenomen bij patiënten die zowel linezolid als minder dan 100 mg tyramine kregen. Dit suggereert dat het alleen noodzakelijk is de inname van buitengewone hoeveelheden voedsel en dranken met een hoog tyraminegehalte (bijvoorbeeld rijpe kazen, gistextracten, niet-gedistilleerde alcoholische dranken en producten met gefermenteerde sojabonen zoals sojasaus) te vermijden.
Linezolid wordt niet meetbaar gemetaboliseerd door het cytochroom P450 (CYP) enzymsysteem en het inhibeert geen enkele van de klinisch significante humane CYP-isovormen (1A2, 2C9, 2C19, 2D6, 2E1, 3A4). Linezolid induceert evenmin de P450 iso-enzymen bij de rat. Bijgevolg worden er geen CYP 450- geïnduceerde geneesmiddeleninteracties verwacht met linezolid.
Het effect van rifampicine op de farmacokinetiek van linezolid werd bestudeerd bij zestien gezonde volwassen mannelijke vrijwilligers die tweemaal daags 600 mg linezolid kregen toegediend gedurende 2,5 dagen met en zonder 600 mg rifampicine eenmaal daags gedurende 8 dagen. Rifampicine veroorzaakte een daling van de linezolid Cmax en AUC met respectievelijk een gemiddelde 21% [90% BI, 15, 27] en een gemiddelde 32% [90% BI,27,37]. Het mechanisme van deze interactie en de klinische significantie ervan, zijn niet bekend.
Als warfarine toegevoegd werd aan een behandeling met linezolid bij steady-state, daalde de gemiddelde maximale INR met 10% en de AUC INR met 5% bij gelijktijdige toediening. Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar bij patiënten die behandeld werden met warfarine en linezolid om de eventuele klinische relevantie van deze bevindingen te bepalen.
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er zijn geen adequate gegevens over het gebruik van linezolid bij zwangere vrouwen. Onderzoeken bij dieren hebben reproductieve toxiciteit aangetoond. Voor de mens is er een potentieel risico.
Linezolid dient niet te worden gebruikt tijdens de zwangerschap tenzij absoluut noodzakelijk, dat wil zeggen alleen als het mogelijke voordeel opweegt tegen het theoretische risico.
Gegevens uit dieronderzoek duiden erop dat linezolid en zijn metabolieten kunnen overgaan in de moedermelk, daarom dient de borstvoeding te worden gestopt voorafgaand aan en tijdens het gebruik.
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten dienen te worden gewaarschuwd voor de mogelijkheid van duizeligheid tijdens gebruik van linezolid en hen dient te worden geadviseerd geen auto te rijden of machines te bedienen indien zich duizeligheid voordoet.
Bijwerkingen
De onderstaande tabel biedt een lijst van bijwerkingen van het geneesmiddel die bij een frequentie van >0,1% optraden of ernstig werden bevonden in klinische studies waarin meer dan 2000 volwassen patiënten de aanbevolen linezoliddoseringen hebben ontvangen tot een maximum van 28 dagen.
Ongeveer 22% van de patiënten ondervond bijwerkingen; de meest gemelde bijwerkingen waren hoofdpijn (2,1%), diarree (4,2%), misselijkheid (3,3%) en candidose (voornamelijk orale [0,8%] en vaginale [1,1%] candidose, zie onderstaande tabel).
De meest gemelde geneesmiddel gerelateerde bijwerkingen die leidden tot het stoppen van de behandeling waren hoofdpijn, diarree, misselijkheid en braken. Ongeveer 3% van de patiënten staakte de behandeling omdat ze een geneesmiddel gerelateerde bijwerking ondervonden.
Bijkomende bijwerkingen die werden gemeld uit postmarketing ervaring werden opgenomen in de tabel met frequentiecategorie "Niet bekend", daar de werkelijke frequentie niet kan worden bepaald met de beschikbare gegevens.
Zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100 tot <1/10); soms (≥1/1.000 tot <1/100); zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak | Candidose, orale candidose, vaginale candidose, schimmelinfecties. |
Soms | Vaginitis. |
Niet bekend | Met antibiotica geassocieerde colitis*, pseudo-membraneuze colitis. |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Soms | Leukopenie*, neutropenie, thrombocytopenie*, eosinofilie. |
Niet bekend | Myelosuppressie*, pancytopenie*, anemie*†. |
Immuunsysteemaandoeningen |
Niet bekend | Anafylaxie. |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen |
Niet bekend | Lactaatacidose*. |
Psychische stoornissen | |
Soms | Slapeloosheid. |
Zenuwstelselaandoeningen | |
Vaak | Hoofdpijn, afwijkende smaak (metaalsmaak). |
Soms | Duizeligheid, hypesthesie, paresthesie. |
Niet bekend | Serotoninesyndroom**, convulsies*, perifere neuropathie*. |
Oogaandoeningen | |
Zelden | Wazig zien*. |
Niet bekend | Optische neuropathie*. |
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen |
Soms | Tinnitus. |
Hartaandoeningen | |
Zelden | Aritmie (tachycardie). |
Bloedvataandoeningen | |
Soms | Hypertensie, flebitis, thromboflebitis. |
Zelden | Transient ischemische aanvallen. |
Maagdarmstelselaandoeningen |
Vaak | Diarree, misselijkheid, braken. |
Soms | Pancreatitis, gastritis, lokale of algemene abdominale pijn, |
| obstipatie, droge mond, dyspepsie, glossitis, dunne ontlasting, |
| stomatitis, tongverkleuring of stoornis. |
Niet bekend | Oppervlakkige tandverkleuring. |
Lever- en galaandoeningen | |
Soms | Abnormale leverfunctietest; verhoogde AST, ALT of alkalinefosfatase. |
Zelden | Verhoogde totale bilirubine. |
Huid- en onderhuidaandoeningen |
Soms | Urticaria, dermatitis, diaforese, pruritus, uitslag. |
Niet bekend | Bulleuze aandoeningen zoals beschreven bij het syndroom van Stevens- |
| Johnson, ernstige plotselinge allergische reactie met symptomen zoals |
| koorts, blaasvorming en afschilfering van de huid (toxische epidermale |
| necrolyse), angio-oedeem, alopecia. |
Nier- en urinewegaandoeningen |
Vaak | Verhoogde BUN. |
Soms | Polyurie, verhoogde creatinine. |
Zelden | Nierfalen. |
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen |
Soms | Vulvovaginale stoornis. |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
Soms | Rillingen, vermoeidheid, koorts, pijn op de injectieplek, toegenomen |
| dorst, lokale pijn. |
Onderzoeken | |
Chemie | |
Vaak | Verhoogde LDH, creatine kinase, lipase, amylase of niet-nuchtere |
| glucose. |
| Verlaagd totaal proteïne, albumine, natrium of calcium. |
| Verhoogd of verlaagd kalium of bicarbonaat. |
Soms | Verhoogd natrium of calcium. |
| Verlaagd niet-nuchtere glucose. |
| Verhoogd of verlaagd chloride. |
Hematologie | |
Soms | Verhoogde neutrofielen of eosinofielen. |
| Verlaagd hemoglobine, hematocriet of aantal rode bloedcellen. Verhoogd |
| of verlaagd aantal bloedplaatjes of witte bloedcellen. |
Soms | Verhoogd aantal reticulocyten. |
| Verlaagde neutrofielen. |
* Zie rubriek 4.4. | |
Zie rubrieken 4.3 en 4.5. | |
† Zie hieronder | |
De volgende bijwerkingen van linezolid werden in geïsoleerde gevallen als ernstig beschouwd: plaatselijke buikpijn, transient ischemische attacks (voorbijgaande cerebrale ischemische aanval) en hypertensie.
† In gecontroleerde klinische studies waar linezolid is toegediend gedurende maximaal 28 dagen, is bij minder dan 0,1% van de patiënten anemie gemeld. In een compassionate use programma van patiënten met levensbedreigende infecties en onderliggende comorbiditeiten, is het percentage patiënten dat anemie ontwikkelde bij gebruik van linezolid gedurende maximaal 28 dagen, 2,5% (33/1326) vergeleken met 12,3% (53/430) bij behandeling langer dan 28 dagen. Het percentage gevallen, dat geneesmiddel gerelateerde ernstige anemie rapporteerde en waarbij een bloedtransfusie nodig was, was 9% (3/33) bij patiënten die maximaal 28 dagen behandeld waren en 15% (8/53) bij patiënten die langer dan 28 dagen behandeld waren.
Veiligheidsgegevens uit klinische onderzoeken op basis van meer dan 500 pediatrische patiënten (van geboorte tot 17 jaar) bevatten geen aanwijzingen dat het veiligheidsprofiel van linezolid voor pediatrische patiënten verschilt van dat voor volwassen patiënten.
Overdosering
Er is geen specifiek antidotum bekend.
Er zijn geen gevallen van overdosering gemeld. De volgende informatie kan echter nuttig blijken te zijn:
Ondersteunende zorg wordt geadviseerd samen met handhaving van glomerulaire filtratie. Ongeveer 30% van een dosis linezolid wordt verwijderd tijdens een drie uur durende hemodialysebehandeling, maar er zijn geen gegevens beschikbaar over de verwijdering van linezolid door middel van peritoneale dialyse of hemoperfusie.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het gebruik en verwerking
Slechts voor eenmalig gebruik. Verwijder de kartonnen buitenverpakking niet eerder dan vlak voor gebruik. Controleer de infuuszak op minutieuze lekken door stevig in de zak te knijpen. Gebruik de zak niet als deze lekt omdat de steriliteit aangetast kan zijn. De oplossing dient voor gebruik visueel te worden gecontroleerd en alleen heldere oplossingen zonder deeltjes mogen worden gebruikt. Gebruik deze infuuszakken niet in een serieschakeling. Alle ongebruikte vloeistof moet worden vernietigd. Sluit gedeeltelijk gebruikte zakken niet opnieuw aan.
Lizoliden oplossing voor intraveneuze infusie is verenigbaar met de volgende oplossingen: 5% glucoseoplossing voor intraveneuze infusie, 0,9% natriumchlorideoplossing voor intraveneuze infusie, Ringer-lactaatoplossing voor injectie (Hartmann’s oplossing voor injectie).
Gevallen van onverenigbaarheid
Er mogen geen additieven aan deze oplossing worden toegevoegd. Indien linezolid gelijktijdig met andere geneesmiddelen moet worden toegediend, dient ieder geneesmiddel apart te worden toegediend overeenkomstig met zijn eigen gebruiksaanwijzing. Wanneer dezelfde intraveneuze lijn moet worden gebruikt voor het na elkaar toedienen van meerdere geneesmiddelen, dient de lijn te worden gespoeld voor en na toediening van linezolid met een intraveneuze infusievloeistof die hiermee verenigbaar is.
Lizoliden oplossing voor intraveneuze infusie is fysisch onverenigbaar met de volgende verbindingen: amfotericine B, chloorpromazinehydrochloride, diazepam, pentamidine-isethionaat, erytromycinelactobionaat, fenytoïnenatrium en sulfamethoxazol/trimethoprim. Het is bovendien chemisch onverenigbaar met ceftriaxonnatrium.
Houdbaarheid
Vóór openen: 1 jaar
Na openen: vanuit microbiologisch oogpunt dient het product direct te worden gebruikt, tenzij de manier van openen het risico op microbiële contaminatie voorkomt. Als het niet onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker verantwoordelijk voor de opslagtijden en omstandigheden bij het in gebruik van het geneesmiddel.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaar in de oorspronkelijke verpakking (kartonnen doos) tot aan gebruik.