- De werkzame stof in dit middel is dalteparine.
- De andere stoffen in dit middel zijn:
- water voor injecties en zoutzuur (E507) of natriumhydroxide (E524) (RVG 110821//12788)
- water voor injecties (RVG 113498//12788).
Hoe ziet Fragmin 5000 IE/0,2 ml eruit en hoeveel zit er in een
verpakking?
Fragmin 5000 IE/0,2 ml wegwerpspuiten bevatten 5.000 eenheden dalteparine in 0,2 ml.
Fragmin 5.000 IE (anti-Xa)/0,2 ml is een oplossing voor injectie in wegwerpspuiten van 0,2 ml met 5.000 IE (anti-Xa).
Fragmin 5.000 IE (anti-Xa)/0,2 ml wordt geleverd in een verpakking van 10 wegwerpspuiten in een kartonnen doos.
Fabrikant
- Pfizer Manufacturing Belgium NV, Rijksweg 12, Puurs, B-2870, België.
- Catalent France Limoges SAS, 87 Rue de Dion Bouton, 87000 Limoges, Frankrijk
Registratiehouder / ompakker
Dr. Fisher Farma B.V., Schutweg 23, 8243 PC Lelystad
RVG nummers:
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml, oplossing voor injectie
RVG 110821 // 12788 | L.v.H.: Polen |
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml, oplossing voor injectie |
RVG 113498 // 12788 | L.v.H.: Letland |
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in april 2013.
BS06022-2 / 05 / 28 februari 2013 (Herziening: augustus 2012) PAT
INFORMATIE VOOR DE MEDISCHE BEROEPSGROEP
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml, oplossing voor injectie
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml Iedere wegwerpspuit van 0,2 ml bevat 5.000 IE (anti-Xa) dalteparinenatrium.
De sterkte wordt aangegeven in internationale anti-factor-Xa eenheden volgens de Eerste Internationale Standaard voor laagmoleculair gewicht heparine.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek Lijst van hulpstoffen.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in wegwerpspuiten met 5.000 IE (anti-Xa)/0,2 ml.
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
- Tromboseprofylaxe samenhangend met chirurgische ingrepen en verlengde tromboseprofylaxe bij electieve heupchirurgie.
- Profylaxe van diepe veneuze trombose bij bedlegerige patiënten, die opgenomen zijn voor een acute medische aandoening waaronder: hartinsufficiëntie, acute respiratoire insufficiëntie, ernstige infectie of acute reumatische aandoeningen.
- Behandeling van acute diep veneuze trombose.
- Instabiele coronairaandoeningen, zoals instabiele angina pectoris en non-Q- wave myocardinfarct.
- Behandeling van symptomatische veneuze trombo-embolieën en de langdurige secundaire preventie ervan bij kankerpatiënten met vaste tumoren.
Dosering en wijze van toediening
Let op: Niet alle hieronder genoemde doseringen zijn mogelijk met het product uit deze bijsluiter
Dosering
1. Tromboseprofylaxe samenhangend met chirurgische ingrepen
Tromboseprofylaxe bij operaties met een matig tromboserisico (algemene chirurgie):
Op de dag van de operatie, één tot twee uur voor de ingreep, 2.500 IE subcutaan. Vervolgens elke ochtend 2.500 IE subcutaan tot volledige mobilisatie van de patiënt; normaal gesproken vijf tot zeven dagen of langer.
Patiënten met maligniteiten en/of andere risicofactoren die de kans op trombose vergroten kunnen – als alternatief - met onderstaande hogere dosering worden behandeld.
Tromboseprofylaxe bij operaties met risicofactoren voor een verhoogd tromboserisico:
5.000 IE subcutaan de avond voor de operatie en 5.000 IE subcutaan op de daarop volgende avonden. De behandeling wordt voortgezet tot volledige mobilisatie van de patiënt; normaal gesproken vijf tot zeven dagen of langer.
Als alternatief kan 2.500 IE subcutaan gegeven worden één tot twee uur voor de ingreep en 2.500 IE acht tot twaalf uur later. Vervolgens elke ochtend 5.000 IE subcutaan.
Electieve heupchirurgie:
Dien Fragmin toe volgens één van in onderstaande tabel weergegeven toedieningsschema’s. Continueer tot volledige mobilisatie van de patiënt en bij voorkeur gedurende minimaal vijf weken post-operatief.
| | Dosis dalteparine subcutaan | |
Tijdstip van eerste | 10 tot 14 | 1-2 uur | 4-8 uur na | Postopera- |
uur voor | voor de | de | tieve periode |
dosis dalteparine | de | operatie | operatie1 | |
| | operatie | | | |
Postoperatieve start | …….. | ….… | 2.500 IE2 | iedere dag |
| | | | | 5.000 IE |
Préoperatieve start – | …. | 2.500 IE | 2.500 IE2 | iedere dag |
Op de dag van de | | | | 5.000 IE |
operatie | | | | |
Préoperatieve start – | 5.000 IE | ……. | 5.000 IE | iedere dag |
De avond voor de | | | | 5.000 IE |
operatie3 | | | | |
1 | Of later, als er nog geen hemostase bereikt is. | | |
2 | Zorg dat er minimaal 6 uur zit tussen de toediening van deze dosis |
| en de dosis die wordt gegeven op dag 1 van de postoperatieve periode. Pas |
| het tijdstip van de dosis op dag 1 van de postoperatieve periode |
3 | dienovereenkomstig aan. | | | |
Zorg dat er ongeveer 24 uur zit tussen de toedieningen. | |
Bij de keuze van het toedieningsschema dient een afweging gemaakt te worden tussen het tromboserisico en het risico van bloedingen. Een pre-operatieve start kan het tromboserisico ten opzichte van de postoperatieve start verlagen, maar ook het risico van bloedingen doen toenemen.
2. Profylaxe van diepe veneuze trombose bij bedlegerige patiënten die opgenomen zijn voor een acute medische aandoening waaronder: hartinsufficiëntie, acute respiratoire insufficiëntie, ernstige infectie of acute reumatische
aandoeningen
Een hoeveelheid van 5.000 IE dalteparinenatrium subcutaan eenmaal daags toedienen, in het algemeen gedurende 12 tot 14 dagen of langer aan patiënten bij wie de beperkte mobiliteit aanhoudt. Het monitoren van anticoagulerende effect is over het algemeen niet noodzakelijk.
3. Behandeling van acute diep veneuze trombose
Fragmin kan zowel één- als tweemaal daags worden toegediend als subcutane injectie.
Toediening eenmaal daags:
Een hoeveelheid van 200 IE (anti-Xa)/kg lichaamsgewicht subcutaan eenmaal daags. Het monitoren van het anticoagulerende effect is niet nodig. De eenmalige dagelijkse dosis dient niet groter te zijn dan 18.000 IE (anti-Xa).
Toediening twee maal daags:
Een hoeveelheid van 100 IE (anti-Xa)/kg lichaamsgewicht subcutaan twee maal daags wordt gebruikt voor patiënten met een verhoogd risico op bloedingen. Het monitoren van de behandeling is in het algemeen niet noodzakelijk, maar kan overwogen worden bij patiënten met een toegenomen risico op bloedingen of retrombose (zie rubriek “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Indien monsterafname dient plaats te vinden, dient er rekening mee gehouden te worden dat drie tot vier uur na toediening de Cmax bereikt is. De aanbevolen plasmaspiegels liggen tussen 0,5-1,0 IE (anti-Xa)/ml.
Gelijktijdige toediening van orale vitamine K-antagonisten kan meteen worden gestart. De behandeling met Fragmin wordt voortgezet totdat de protrombinecomplexspiegels (factor II, VII, IX en X) een therapeutisch niveau hebben bereikt. Gewoonlijk is een behandeling van tenminste vijf dagen noodzakelijk.
4. Instabiele coronairaandoeningen zoals instabiele angina pectoris en
non-Q-wave myocardinfarct
120 IE/kg lichaamsgewicht subcutaan tweemaal daags. De maximum dosis is 10.000 IE per 12 uur. De behandeling moet minimaal zes dagen worden voortgezet Indien de arts dit wenselijk acht, kan de behandeling daarna voortgezet worden in een vaste dosering van tweemaal per dag 5.000 IE (vrouwen < 80 kg en
mannen < 70 kg) of tweemaal per dag 7.500 IE (vrouwen ≥ 80 kg en mannen ≥ 70 kg).
Gelijktijdige behandeling met acetylsalicylzuur wordt aanbevolen.
5. Behandeling van symptomatische veneuze trombo-embolieën en de langdurige secundaire preventie ervan bij kankerpatiënten met vaste tumoren.
Maand 1
Geef gedurende de eerste 30 dagen van de behandeling eenmaal daags 200 IE/kg lichaamsgewicht subcutaan. De totale dagdosis mag niet hoger zijn dan 18.000 IE.
Maanden 2 – 6
Dalteparine dient eenmaal daags subcutaan te worden toegediend in een dosering van ongeveer 150 IE/kg met één van de wegwerpspuiten uit onderstaande tabel:
Lichaamsgewicht (kg) | Dalteparine dosis (IE) |
≤ 56 | 7.500 |
57 tot 68 | 10.000 |
69 tot 82 | 12.500 |
83 tot 98 | 15.000 |
≥ 99 | 18.000 |
Het gebruik van Fragmin bij deze indicatie is slechts gedurende 6 maanden onderzocht.
Na 6 maanden dient de behandeling gebaseerd te worden op het medisch oordeel van de behandelend arts en de actuele behandelingsrichtlijnen voor deze patiëntenpopulatie.
Dosisaanpassingen bij door chemotherapie geïnduceerde trombocytopenie:
Trombocytopenie.
In het geval van een door chemotherapie geïnduceerde trombocytopenie met een trombocytengetal < 50.000/mm³ dient de toediening van dalteparine te worden onderbroken totdat het trombocytengetal weer een waarde boven de 50.000/mm³ bereikt heeft.
Bij een trombocytenaantal tussen de 50.000 en 100.000/mm³ dient, afhankelijk van het lichaamsgewicht, de dalteparinedosering met 17 tot 33 % te worden verlaagd ten opzichte van de standaarddosis (Tabel 1).
Zodra het trombocytengetal een waarde ≥ 100.000/mm³ heeft bereikt, dient het standaarddoseringsschema van dalteparine weer gehanteerd te worden.
Tabel 1. Dosisverlaging van Dalteparine bij trombocytopenie 50.000-100.000/mm 3
Lichaamsgewicht | Standaard | Verlaagde | Gemiddelde |
(kg) | dosis | dosis | dosisverlaging |
| Dalteparine (IE) | Dalteparine | (%) |
| | (IE) | |
≤ 56 | 7.500 | 5.000 | 33 |
57 tot 68 | 10.000 | 7.500 | 25 |
69 tot 82 | 12.500 | 10.000 | 20 |
83 tot 98 | 15.000 | 12.500 | 17 |
≥ 99 | 18.000 | 15.000 | 17 |
Afkortingen: IE = Internationale Eenheid
Dosering bij patiënten met een gestoorde nierfunctie
- Bij patiënten met lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring tussen 30 en 60 ml/min) is geen doseringsaanpassing noodzakelijk.
- Bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring <30 ml/min) wordt het gebruik van Fragmin niet aanbevolen wanneer een volledige therapeutische dosis wordt overwogen voor de indicaties diep veneuze trombose en instabiele angina pectoris en non-Q-wave myocardinfarct . Indien het gebruikt wordt, wordt sterk aanbevolen de anti-Xa spiegel nauwkeurig te controleren, waarbij dosisaanpassingen noodzakelijk kunnen zijn (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Bij tromboseprofylaxe hoeft de dosis dalteparine niet aangepast te worden. Anti-Xa monstering dient als volgt te gebeuren:
- bij patiënten die 2 injecties per dag krijgen: na de 3 de of 4 de Fragmindosering, 3 tot 4 uur na de injectie;
- bij patiënten die eenmaal per dag een injectie krijgen: na de tweede of derde Fragmindosering, 4 tot 6 uur na de injectie.
Het streven is de anti-Xa spiegel tussen 0,5 – 1,5 IE/ml te houden.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van dalteparinenatrium bij kinderen is niet vastgesteld. Er kan geen doseringsaanbeveling worden gedaan.
Controle van anti-Xa spiegels bij kinderen
De bepaling van piek anti-Xa spiegels ongeveer 4 uur na toediening van de dosis dient te worden overwogen voor bepaalde speciale populaties die Fragmin toegediend krijgen, zoals kinderen. Bij therapeutische behandeling met eenmaal daags toegediende doses dienen piek anti-Xa spiegels, 4 uur na dosering gemeten, gewoonlijk tussen 0,5 en 1,0 IE/ml gehouden te worden. In het geval van een beperkte of veranderende fysiologische nierfunctie, zoals bij neonaten, is nauwlettende controle van anti-Xa spiegelsgenoodzaakt. Bij profylactische behandeling dienen de anti-Xa spiegels gewoonlijk tussen 0,2-0,4 IE/ml gehouden te worden.
Zoals voor alle antitrombotica geldt, is er een risico op systemische bloeding na toediening van Fragmin.
Fragmin dient met zorgvuldigheid gebruikt te worden in hoge doses bij de behandeling van recent geopereerde patiënten. Nadat behandeling is gestart dienen patiënten zorgvuldig te worden gecontroleerd op bloedingscomplicaties. Dit kan plaatsvinden door regelmatig fysiek onderzoek van patiënten, nauwkeurige observatie van de chirurgische drain en periodieke metingen van hemoglobine en anti-Xa bepalingen.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek “lijst van hulpstoffen” vermelde hulpstoffen, of voor andere laagmoleculaire heparines en/of heparine; bijvoorbeeld een bewezen of vermoede door heparine veroorzaakte immunologische trombocytopenie in de anamnese.
- Bloedverlies uit de tractus digestivus door ulcus pepticum, tumoren, hiatus hernia of diverticulose.
- Cerebrovasculair accident, behalve wanneer er systemische trombo-embolieën zijn.
- Hypertensie.
- Retinopathie door hypertensie en/of diabetes.
- Bloedingen of hemorrhagische diathese door ernstige stollingsstoornissen of trombocytopenie, tenzij bij intravasale stolling.
- Septische endocarditis.
- Letsels of operaties aan het centrale zenuwstelsel (hersenen, ruggenmerg), ogen en oren.
Regionale of spinale anesthesie en lumbale punctie vormen uitsluitend een contra- indicatie indien Fragmin in therapeutische doseringen wordt gegeven (zie rubriek “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Toepassing van epidurale/spinale anesthesie of een lumbale punctie bij gelijktijdig gebruik van laagmoleculaire heparines of heparine-achtigen, ter preventie van trombo-embolische complicaties, verhoogt het risico op het ontwikkelen van epidurale of spinale hematomen. Dit kan resulteren in een langdurige of permanente verlamming. Het risico op deze complicatie neemt toe bij het gebruik van epidurale verblijfscatheters of bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de hemostase beïnvloeden, zoals prostaglandinesynthaseremmers (NSAID’s), plaatjesaggregatieremmers of andere anticoagulantia. Het risico lijkt ook toe te nemen door traumatische of herhaalde epidurale of spinale punctie. De patiënten dienen regelmatig gecontroleerd te worden op symptomen die wijzen op neurologisch functieverlies in het geval dat anticoagulantia (in profylaxis dosering) worden gegeven in verband met epidurale en spinale anesthesie. Als een neurologische beschadiging wordt opgemerkt, is dringend behandeling (decompressie van het ruggenmerg) nodig.
Fragmin dient met de nodige voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met trombocytopenie en plaatjesfunctiestoornissen (en niet bij patiënten met trombocytopenie zoals genoemd onder contra-indicaties).
Het wordt aanbevolen de bloedplaatjes te tellen voor aanvang van de behandeling met dalteparine en deze ook regelmatig te controleren. Extra voorzichtigheid moet worden betracht bij een snel ontwikkelende trombocytopenie en bij ernstige trombocytopenie (< 100.000/µl of mm3) gedurende de behandeling met dalteparine. In beide gevallen wordt een in-vitrotest op antilichamen tegen bloedplaatjes in de aanwezigheid van heparinen aanbevolen. Als het resultaat van de in-vitrotest positief is of geen uitsluitsel geeft, of wanneer er geen test is uitgevoerd, dient de behandeling met Fragmin gestopt te worden (zie rubriek “Contra-indicaties” ). Voorzichtigheid is ook geboden bij patiënten met een ernstige lever- en nierinsufficiëntie, hypertensieve of diabetische retinopathie of andere aandoeningen waarbij bloedingen kunnen optreden.
Fragmin mag niet intramusculair worden toegediend. Vanwege het risico op hematomen moet intramusculaire toediening van andere medische preparaten vermeden worden wanneer de 24-uurs dosering dalteparine de 5.000 IE overschrijdt.
Hoge doseringen met dalteparine, die nodig zijn voor de behandeling van diep veneuze trombose of instabiele coronairaandoeningen, moeten met voorzichtigheid toegediend worden bij patiënten die recent een chirurgische ingreep hebben ondergaan.
Bij langdurige behandeling van instabiele coronaire aandoeningen, zoals bijvoorbeeld bij revascularisatie, moet een reductie van de dosis worden overwogen bij een verminderde nierfunctie (S-creatinine >150 µmol/l).
Controle van het antistollingseffect van dalteparine wordt over het algemeen niet noodzakelijk geacht, maar kan overwogen worden voor speciale patiëntengroepen zoals kinderen; bij nierfalen; of bij erg magere of ziekelijk obese patiënten, bij zwangeren of bij een verhoogde kans op bloedingen of het opnieuw optreden van trombose.
Heparine kan de aldosteronafscheiding door de bijnierschors onderdrukken waardoor hyperkaliëmie ontstaat, met name bij patiënten met diabetes mellitus, chronisch nierfalen, reeds aanwezige metabole acidose en een verhoogde plasmakaliumconcentratie en patiënten die kaliumbesparende medicijnen nemen. Het risico op hyperkaliëmie lijkt toe te nemen naarmate de behandeling voortduurt,
maar is gewoonlijk reversibel. De plasmakaliumconcentratie dient bij risicopatiënten bepaald te worden voorafgaand aan de heparinebehandeling en dient daarna regelmatig gecontroleerd te worden, vooral als de behandeling langer dan ongeveer 7 dagen duurt.
Laboratoriumbepalingen die gebruik maken van een chromogeen substraat worden beschouwd als de methode van eerste keuze voor het bepalen van anti-factor-Xa- spiegels. APTT (Activated Partial Thromboplastin Time) of trombinetijd dienen niet gebruikt te worden aangezien deze testen relatief ongevoelig zijn voor de activiteit van dalteparine. Verhoging van de dosis dalteparine in een poging de APTT te verhogen, kan bloedingen tot gevolg hebben (zie rubriek “Overdosering”).
Patiënten die chronische hemodialyse met dalteparine ondergaan, hebben normaal gesproken slechts weinig aanpassingen van de dosis nodig; daarom zijn slechts enkele controles van de anti-Xa-spiegels nodig. Patiënten die acute hemodialyse ondergaan, kunnen instabieler zijn en hebben daarom een uitgebreidere controle van hun anti-Xa-spiegels nodig.
Verlenging van de APTT mag alleen gebruikt worden als een test op overdosering. Verhoging van de dosis geënt op een verlenging van de APTT kan overdosering en bloedingen tot gevolg hebben.
In het geval dat er zich een transmuraal myocardinfarct ontwikkelt bij patiënten met instabiele coronairaandoeningen, zoals instabiele angina pectoris en non-Q-wave myocardinfarct, kan trombolytische behandeling geïndiceerd zijn. Het is niet noodzakelijk de behandeling met dalteparine te onderbreken; het risico op bloedingen kan echter toegenomen zijn.
De anti-factor-Xa-activiteiten van Fragmin zijn niet vergelijkbaar met die van ongefractioneerd heparine of andere laagmoleculair gewicht heparines. Bij overschakeling op een ander product kan aanpassing van de dosering noodzakelijk zijn.
Bij patiënten met een gestoorde nierfunctie werd een verhoogde kans op bloedingen waargenomen als de volledige therapeutische dosis van Fragmin werd gebruikt. Daarom wordt het gebruik van Fragmin niet aanbevolen bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring <30 ml/min). Als het echter gebruikt moet worden, wordt sterk aanbevolen de anti-Xa spiegel te controleren (zie rubriek “Dosering en wijze van toediening”).
Mislukken van de therapie en overlijden van de moeder zijn gerapporteerd bij zwangere vrouwen met een artificiële hartklep die laagmoleculair gewicht heparinen gebruiken. De veiligheid van Fragmin is bij deze patiëntenpopulatie niet aangetoond, hoewel richtlijnen, gebaseerd op consensus van experts, het gebruik van laagmoleculair gewicht heparinen (waaronder Fragmin) voor tromboseprofylaxe (indien medisch geïndiceerd) aanbevelen bij zwangerschap met een matig en hoog risico en als chronische tromboseprofylaxe bij niet-zwangere vrouwen met een artificiële hartklep. Nauwkeurig controleren van de anti-Xa factor wordt aanbevolen. Aanbevolen wordt minimumspiegels van 0,6 – 0,7 IE/ml en maximumspiegels
van < 1,5 IE/ml aan te houden.
Pediatrische patiënten
De klinische ervaring bij de behandeling van kinderen is beperkt. Bij toediening van dalteparine aan kinderen moeten de anti-Xa spiegels worden gecontroleerd.
Oudere patiënten (met name patiënten van 80 jaar en ouder) kunnen binnen het therapeutische doseringsbereik een verhoogd risico lopen op bloedingcomplicaties. Nauwlettende klinische controle wordt aangeraden.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de hemostase beïnvloeden, zoals plaatsjesaggregatieremmers, GP IIb/IIIa receptorantagonisten, vitamine K-antagonisten, trombolytica en dextranen kunnen het antistollingseffect van dalteparine versterken.
Ulcerogene geneesmiddelen zoals corticosteroïden kunnen eveneens het antistollingseffect van dalteparine versterken.
Prostaglandinesynthaseremmers (NSAID’s) zoals fenylbutazon, indomethacine en acetylsalicylzuur (ASA) in hoge dosering kunnen het antistollingseffect van dalteparine versterken. Omdat NSAID’s de productie van vaatverwijdende prostaglandines remmen, en daarmee ook de renale bloedsomloop en -excretie, moet extra voorzichtigheid worden betracht bij het gelijktijdig toedienen van dalteparine en NSAID’s of hoge doses ASA bij patiënten met nierfalen.
Indien er echter geen specifieke contra-indicaties zijn, wordt geadviseerd patiënten met instabiele coronaire arteriële aandoeningen (instabiele angina en non-Q-wave infarct) te behandelen met lage doses acetylsalicylzuur (zie rubriek “Dosering en wijze van toediening”).
BS06050-1 / 2 / 5 maart 2013 (Herziening: augustus 2012) MED
“Zie vervolg Deel 2”
“Deel 2”
Er is aangetoond dat heparine een interactie vertoont met onderstaande geneesmiddelen, en mogelijk kunnen soortgelijke interacties ook met dalteparine optreden:
- versterking van het antistollingseffect door sulfinpyrazon, probenecide, i.v. etacrynezuur, cytostatica en hoge doses penicilline;
- verzwakking van het antistollingseffect door intraveneus toegediende nitroglycerine, antihistaminica, digoxine, tetracyclines, ascorbinezuur en het roken van tabak;
- quinine.
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Prospectieve studies in een redelijk aantal zwangere vrouwen en een groot aantal case reports wijzen niet op een nadelig effect op de zwangerschap of de ontwikkeling van de ongeboren vrucht. Onderzoek in het tweede en derde trimester heeft aangetoond dat dalteparine de placenta niet passeert. Blootstellingen in het tweede en derde trimester wijzen niet op een verhoogde bloedingsneiging bij pasgeborenen. Er zijn tot dusver geen aanwijzingen voor schadelijkheid bij dierproeven. Gebruik van Fragmin tijdens de zwangerschap kan worden overwogen, indien noodzakelijk.
Epidurale anesthesie is tijdens een bevalling streng gecontra-indiceerd bij vrouwen die worden behandeld met hoge doses anticoagulantia (zie rubriek “Contra- indicaties”). Bij zwangere vrouwen in het laatste trimester zijn anti-Xa halfwaardetijden van 4 tot 5 uur gemeten.
Borstvoeding
Kleine hoeveelheden dalteparine worden uitgescheiden in de moedermelk. Tot nu toe lieten studies anti- Xa spiegels in moedermelk zien van 2 tot 8% van de plasmaspiegels (15 vrouwen, derde tot vijfde dag van de lactatie, 2 tot 3 uur na subcutane toediening van dalteparine). Een antistollingseffect bij de zuigeling lijkt onwaarschijnlijk, maar dalteparine mag tijdens de periode van het geven van borstvoeding alleen toegediend worden als de voordelen voor de moeder zwaarder wegen dan de potentiële risico’s voor de zuigeling.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen nadelige effecten van dalteparine op de vruchtbaarheid bekend.
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te
bedienen
Er zijn geen gegevens bekend over het effect van dalteparine op de rijvaardigheid en het vermogen machines te gebruiken. Een effect is echter niet waarschijnlijk.
Bijwerkingen
Aan de hand van gegevens uit klinisch onderzoek en post-marketing ervaring wordt in het navolgende overzicht het bijwerkingenprofiel voor Fragmin weergegeven.
De bijwerkingen zijn als volgt ingedeeld in categorieën op basis van de frequentie waarin zij voorkomen:
Zeer vaak: |
≥ 1/10 (>10%)
| | |
Vaak: |
≥ 1/100 en < 1/10, (≥1% en <10%)
|
Soms: |
≥ 1/1000 en < 1/100, (≥0,1% en <1%)
|
Zelden: |
≥ 1/10.000 en < 1/1000, (≥0,01% en <0,1%)
|
Zeer zelden: < 1/10.000, (<0,01%) | |
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerkingen |
volgens MedDRA | | |
Bloed- en lymfestelsel- | Vaak | milde trombocytopenie |
aandoeningen | | (type I), die gewoonlijk |
| | | reversibel is tijdens de |
| | | behandeling, hemorragie |
Lever- en galaandoeningen | Vaak | voorbijgaande verhoging van |
| | | de levertransaminasen |
| | | (ASAT, ALAT) |
Huid- en | | Zelden | Huidnecrose, alopecia |
onderhuidaandoeningen | | |
Algemene aandoeningen en | Vaak | pijn op de injectieplaats, |
toedieningsplaats- | | subcutane hematomen op de |
stoornissen | | | injectieplaats |
| | Zelden | allergische reacties |
Postmarketing zijn de volgende bijwerkingen gerapporteerd:
Bloed- en lymfestelselaandoeningen: door heparine veroorzaakte immunologische trombocytopenie (type II) met of zonder geassocieerde trombotische complicaties.
Immuunsysteemaandoeningen: anafylactische reacties.
Zenuwstelselaandoeningen: intracraniale bloedingen zijn gerapporteerd, waarvan enkele met fatale afloop.
Bloedvataandoeningen: hemorragie (bloedingen op een willekeurige plaats), waarvan enkele gerapporteerde gevallen een fatale afloop hadden. Maagdarmstelselaandoeningen: retroperitoneale bloedingen zijn gerapporteerd, waarvan enkele met fatale afloop.
Huid- en onderhuidaandoeningen: huidnecrose, rash.
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties: spinale of epidurale hematomen (zie rubrieken “Contra-indicaties”en “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”)
Het bloedingrisico is afhankelijk van de dosis. De meeste bloedingen zijn mild. Ernstige bloedingen zijn gerapporteerd, enkele met een fatale afloop.
Heparineproducten kunnen hypoaldosteronisme veroorzaken, wat kan leiden tot een verhoogde plasmakaliumconcentratie. Klinisch significante hyperkaliëmie kan in zeldzame gevallen optreden, met name bij patiënten met chronisch nierfalen en diabetes mellitus (zie rubriek “Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”)).
Langdurige behandeling met heparine wordt in verband gebracht met een risico op osteoporose. Hoewel dit niet is geobserveerd met dalteparine kan het risico op osteoporose niet worden uitgesloten.
Pediatrische patiënten
Frequentie, type en ernst van bijwerkingen bij kinderen zijn naar verwachting gelijk aan die bij volwassenen.
De veiligheid van langdurige dalteparinetoediening is niet vastgesteld.
Overdosering
Het antistollingseffect geïnduceerd door dalteparinenatrium wordt geremd door protamine. Aangezien protamine zelf een remmend effect heeft op de hemostase dient dit uitsluitend in noodgevallen te worden toegepast. De verlenging van de stollingstijd geïnduceerd door dalteparinenatrium wordt volledig geneutraliseerd door protamine; echter slechts 25-50 % van de anti-Xa-activiteit wordt tenietgedaan. Eén mg protamine remt het effect van 100 anti-Xa eenheden dalteparinenatrium.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml wegwerpspuiten bevatten:
- Water voor injecties en zoutzuur (E507) of natriumhydroxide (E524) (RVG110821//12788)
- Water voor injecties (RVG113498//12788)
Gevallen van onverenigbaarheid
De verenigbaarheid van Fragmin met producten anders dan de oplossingen, zoals vermeld onder rubriek “Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies”, is niet onderzocht.
Houdbaarheid
Gebruik Fragmin niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op het Dr. Fisher Farma etiket na “Exp.”.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25°C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren.
Aard en inhoud van de verpakking
Fragmin 5.000 IE (anti-Xa)/0,2 ml wordt geleverd in een verpakking van 10 wegwerpspuiten in een kartonnen doos.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Dr. Fisher Farma B.V., Schutweg 23, 8243 PC Lelystad
RVG-nummer
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml, oplossing voor injectie
RVG 110821 // 12788 | L.v.H.: Polen |
Fragmin 5.000 IE/0,2 ml, oplossing voor injectie |
RVG 113498 // 12788 | L.v.H.: Letland |
Deze informatie voor de medische beroepsgroep is voor het laatst goedgekeurd in april 2013.
BS06050-2 / 2 / 5 maart 2013 (Herziening: augustus 2012) MED