Wanneer mag uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
-
Uw kind is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6. Als u denkt dat uw kind mogelijk allergisch is, neem dan contact op met uw arts.
-
Uw kind heeft al eerder gentherapie gehad op basis van zijn/haar bloed-stamcellen.
-
Uw kind is allergisch is voor een van de stoffen in de geneesmiddelen die uw kind krijgt toegediend voorafgaand aan de behandeling met Libmeldy. Of uw arts denkt dat uw kind onaanvaardbare bijwerkingen kan krijgen van deze stoffen (zie rubriek 3).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Praat met uw arts voordat uw kind Libmeldy krijgt.
-
Informatie over op cellen gebaseerde geneesmiddelen, zoals Libmeldy, moet 30 jaar in het ziekenhuis worden bewaard. Van uw kind worden zijn/haar naam en het partijnummer van Libmeldy dat aan hem/haar is toegediend bewaard.
-
Libmeldy wordt gemaakt van de eigen stamcellen van uw kind en mag alleen aan uw kind worden gegeven.
Voor de behandeling met Libmeldy
-
Voordat wordt besloten Libmeldy te gebruiken vindt beoordeling van uw kind door zijn/haar arts plaats om te bevestigen dat hij/zij MLD heeft en om hem/haar te onderzoeken op de symptomen en effecten van de ziekte. Het kan zijn dat uw kind bij de eerste beoordeling geen lichamelijke symptomen van de ziekte vertoont.
Als de MLD van uw kind is voortgeschreden en is verergerd vóór het begin van de behandeling, kan zijn/haar arts bepalen dat de ziekte in een ‘snel progressieve fase’ is gekomen. Als dit gebeurt, heeft uw kind mogelijk geen voordeel van de behandeling en kan de arts van uw kind besluiten geen Libmeldy te geven.
-
Uw kind kan geneesmiddelen krijgen die mobilisatiegeneesmiddel en conditioneringsgeneesmiddel worden genoemd (zie rubriek 3 en 4 voor meer informatie over deze geneesmiddelen, waaronder mogelijke bijwerkingen).
-
Centraal-veneuze katheters zijn dunne, buigzame slangetjes die door een arts worden ingebracht in een grote ader om toegang te krijgen tot de bloedsomloop van uw kind. De risico’s van deze lijnen
zijn infecties en de vorming van bloedstolsels. De arts en verpleegkundigen zullen uw kind controleren op complicaties van de centraal-veneuze katheter.
-
Libmeldy wordt getest op de aanwezigheid van infectieuze micro-organismen voordat het aan uw kind wordt toegediend. Er bestaat een klein risico op infectie. De artsen en verpleegkundigen van uw kind zullen hem/haar tijdens de infusie controleren op tekenen van infectie en zo nodig behandelen.
-
De arts zal de schildklier van uw kind controleren. De schildklier bevindt zich in de hals en maakt hormonen aan die belangrijk zijn voor een normale functionering van het lichaam. Indien nodig zal de schildklier ook na de behandeling gecontroleerd worden.
Na de behandeling met Libmeldy
-
Na de behandeling kan uw kind worden gevraagd mee te doen aan een follow-uponderzoek dat tot 15 jaar kan duren en dient om een beter inzicht te krijgen in de langetermijneffecten van Libmeldy.
-
Als uw kind een bloedtransfusie nodig heeft in de eerste 3 maanden nadat hij/zij Libmeldy heeft gekregen, moeten de bloedproducten worden bestraald. Dit betekent dat de witte bloedcellen (lymfocyten genaamd) zijn verlaagd om het risico op een reactie op de transfusie tot een minimum te beperken. De arts zal uw kind controleren op eventuele bloedtransfusiereacties.
-
Uw kind zal gedurende een bepaalde periode na de behandeling met Libmeldy minder bloedcellen hebben. Dit is van invloed op infectiebestrijdende bloedcellen, neutrofielen genaamd, die met een eenvoudige bloedtest kunnen worden gemeten. Als de neutrofielen van uw kind na 60 dagen nog steeds laag zijn, kan dit ‘falen van engraftment’ (niet aanslaan van de cellen) worden genoemd. In dergelijke gevallen kan de arts van uw kind besluiten de eerder verzamelde noodcellen terug te geven aan uw kind (zie rubriek 3). De noodcellen hebben niet het werkende ARSA-gen ingevoegd en ze zullen het ARSA-enzym niet aanmaken.
-
Na toediening van het conditioneringsgeneesmiddel kan uw kind een laag aantal bloedplaatjes in het bloed hebben. Dit betekent dat het bloed van uw kind mogelijk niet normaal stolt en dat uw kind enige tijd na de behandeling last kan hebben van bloedingen. De arts zal het aantal bloedplaatjes van uw kind controleren door middel van eenvoudige bloedtests en uw kind zo nodig behandelen. Dit kan bestaan uit een transfusie met bloedplaatjes om het aantal bloedplaatjes te helpen verhogen.
-
Er kan metabole acidose optreden. Bij deze aandoening stijgt de concentratie van zuur in het bloed. Dit kan veel verschillende redenen hebben en de aandoening komt vaker voor bij patiënten met MLD. Symptomen van metabole acidose zijn onder meer kortademigheid, snelle ademhaling, misselijkheid en braken. De arts zal uw kind controleren op tekenen en symptomen van metabole acidose.
-
Het inbrengen van een nieuw gen in de stamcellen kan theoretisch bloedkanker (leukemie en lymfoom) veroorzaken. Na de behandeling zal uw arts uw kind controleren op eventuele tekenen van leukemie of lymfoom.
-
Tijdens de klinische onderzoeken ontwikkelden sommige patiënten antilichamen tegen het ARSA- enzym, de zogenaamde anti-ARSA-antilichamen (zie de bijwerkingen van Libmeldy in rubriek 4). Dit verdween vanzelf of na behandeling met aangepaste geneesmiddelen. De arts van uw kind zal zijn/haar bloed op anti-ARSA-antilichamen controleren en zo nodig een behandeling geven.
-
Nadat uw kind Libmeldy heeft gekregen, wordt hij/zij gecontroleerd met regelmatige bloedtests. Dit bestaat onder meer uit meting van de antilichamen in zijn/haar bloed, de zogeheten immunoglobulinen. Als de concentratie ervan laag is, heeft uw kind mogelijk
immunoglobulinesubstitutietherapie (aanvulling van immunoglobulinen) nodig. Indien nodig zal de arts van uw kind dit met u bespreken.
-
Libmeldy wordt bereid met delen van het humane immunodeficiëntievirus (hiv), die zodanig zijn veranderd dat ze geen infectie kunnen veroorzaken. Met behulp van het veranderde virus wordt het ARSA-gen ingebracht in de eigen stamcellen van uw kind. Hoewel uw kind van dit geneesmiddel geen hiv-infectie kan krijgen, kan de aanwezigheid van Libmeldy in het bloed een fout-positieve hiv-test veroorzaken bij sommige commerciële testen (zogenaamde “PCR- gebaseerde tests”) die een stukje hiv herkennen waarmee Libmeldy is gemaakt. Neem contact op met de arts of verpleegkundige van uw kind als uw kind positief test op hiv na behandeling met Libmeldy.
-
Na een behandeling met Libmeldy kan uw kind geen bloed, organen, weefsels of cellen doneren. Dat komt omdat Libmeldy een gentherapieproduct is.
Vóór de toediening van Libmeldy aan uw kind zal de arts het volgende doen:
-
Controleren van de longen, het hart, de nieren, de lever en de bloeddruk van uw kind.
-
Kijken naar tekenen van infectie; eventuele infectie zal worden behandeld voordat uw kind Libmeldy krijgt.
-
Controleren op hepatitis B, hepatitis C, humaan T-cel-lymfotroop virus (HTLV), hiv of mycoplasma-infectie.
-
Controleren of uw kind in de afgelopen 6 weken is gevaccineerd of dat er voor uw kind in de komende maanden een vaccinatie is gepland.
Als de behandeling met Libmeldy niet kan worden afgemaakt
Vóór de toediening van Libmeldy aan uw kind krijgt uw kind een conditioneringsmiddel om cellen uit zijn/haar beenmerg te verwijderen.
Als Libmeldy niet kan worden toegediend nadat uw kind het conditioneringsmiddel heeft gekregen of als de gemodificeerde stamcellen niet aanslaan in het lichaam van uw kind (engraftment), kan de arts besluiten de eerder verzamelde noodcellen via infusie aan uw kind terug te geven (zie ook rubriek 3, Hoe wordt dit middel toegediend?). De noodcellen hebben niet het werkende ARSA-gen ingevoegd en ze zullen het ARSA-enzym niet aanmaken. Neem voor meer informatie contact op met de arts van uw kind.
Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Neemt uw kind naast Libmeldy nog andere geneesmiddelen in, heeft uw kind dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts.
-
Uw kind mag geen geneesmiddelen voor hiv-infectie gebruiken vanaf ten minste één maand voordat uw kind de mobilisatiemiddelen krijgt tot ten minste 7 dagen na de infusie met Libmeldy (zie ook rubriek 3, Hoe wordt dit middel toegediend?).
-
Uw kind mag niet worden gevaccineerd met zogenaamde levende vaccins gedurende 6 weken voordat hij/zij het conditioneringsmiddel krijgt ter voorbereiding op de behandeling met Libmeldy, en evenmin na de behandeling terwijl het immuunsysteem van uw kind (het afweersysteem van het lichaam) aan het herstellen is.
Libmeldy bevat natrium en dimethylsulfoxide (DMSO)
Dit geneesmiddel bevat 35-560 mg natrium (hoofdbestanddeel van keukenzout) per dosis. Dit komt neer op 2 tot 28 % van de aanbevolen maximale dagelijkse inname van natrium via de voeding voor een volwassene.
Als uw kind niet eerder in contact is gekomen met DMSO (een stof voor het conserveren van bevroren cellen), dient de arts of verpleegkundige uw kind nauwlettend te controleren op reacties tijdens de infusie en om het uur, gedurende 3 uur, na de infusie.