Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor één van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u vinden onder rubriek 6.
- Overgevoeligheid voor aan sulfonylureumderivaten verwante stoffen (bijvoorbeeld sulfonamiden en thiazidediuretica),
- Suikerpatiënten die afhankelijk zijn van insuline injecties (diabetes mellitus type I),
- Diabetische stofwisselingsstoornissen (zoals keto-acidose),
-
- Ernstige lever- en nierfunctiestoornissen,
- Storingen van de waterhuishouding,
- Zwangerschap.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Tolbutamide dient vanwege de krachtige bloedsuikerverlagende werking steeds tijdens of kort voor de maaltijd te worden ingenomen. Periodieke controles van het bloedbeeld en de leverfunctie zijn gewenst. Bij hoge koorts, ongevallen of operaties kan het noodzakelijk zijn om tijdelijk over te schakelen op insuline injecties. Gelijktijdig gebruik van tolbutamide en alcohol moet worden ontraden.
Verlaging van het hemoglobinegehalte en afbraak van rode bloedcellen (hemolytische anemie) kunnen optreden bij patiënten die het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase missen.
Bij overschakeling van andere orale bloedsuikerverlagende middelen
Overschakeling van andere orale bloedsuikerverlagende middelen op tolbutamide verloopt in het algemeen zonder moeilijkheden. De overschakeling van andere orale bloedsuikerverlagende middelen op tolbutamide dient in het algemeen met maximaal 1 tablet tolbutamide per dag te beginnen. Naar gelang de reactie van de stofwisseling kan de dosis trapsgewijs worden verhoogd.
De overschakeling van glibenclamide op tolbutamide kan van de ene op de andere dag geschieden. Soms is een uitloopperiode van enige dagen aan te bevelen.
Op deze wijze is het optreden van noemenswaardige hypoglykemische reacties in de regel uitgesloten.
Bij overschakeling van insuline op tolbutamide
In uitzonderingsgevallen zal een tot dusver op insuline ingestelde type II diabeticus worden overgeschakeld op tolbutamide. De overschakeling dient als regel in het ziekenhuis plaats te vinden.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Tolbutamide Actavis nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
De volgende producten kunnen, indien ze samen met tolbutamide gebruikt worden, de bloedsuikerverlagende werking versterken waardoor de bloedsuikerspiegel te laag kan worden: alcohol, allopurinol, bepaalde langwerkende sulfonamiden, bètablokkeerders, chlooramfenicol, clofibraat, fenfluramine, fenylbutazon, insuline, MAO-remmers, metformine, oxyfenbutazon, probenecide, salicylaten, sulfinpyrazon, tetracyclinen.
Een vermindering van de bloedsuikerverlagende werking van tolbutamide (en bijgevolg een te hoge bloedsuikerspiegel) kan optreden bij gelijktijdig gebruik van: alcohol, chloorpromazine, fenothiazinederivaten, glucocorticosteroïden, nicotinezuurderivaten, nicotinezuur (hoge doseringen), oestrogenen en gestagenen, saluretica, sympathicomimetica, (thiazide)-diuretica en thyreomimetica.
Tolbutamide kan ook de werking van andere geneesmiddelen beïnvloeden, bijv. anti- stollingsmiddelen.
Hulpstoffen
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Zwangerschap en borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Gedurende deze periode, waarin grote veranderingen in de stofwisseling optreden die de controle moeilijk maken, is overschakeling op insuline noodzakelijk.
Borstvoeding
Tolbutamide gaat over in de moedermelk. Tijdens een behandeling met tolbutamide mag geen borstvoeding worden gegeven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Voordat een juiste instelling is bereikt, bijvoorbeeld aan het begin van de behandeling of bij onregelmatig gebruik, kunnen de reacties van de patiënt zodanig veranderen, dat het vermogen om actief aan het verkeer deel te nemen of machines te bedienen afneemt.