Bijwerkingen
Veel voorkomende bijwerkingen van metoclopramidetherapie zijn agitatie (akathisia) en focale dystonie. Zeldzame UAW's zijn onder meer hypertensie, hypotensie, hyperprolactinemie leidend tot galactorroe, hoofdpijn en extrapyramidale effecten zoals oculogyrische crises.
Metoclopramide kan de meest voorkomende oorzaak zijn van door medicijnen veroorzaakte bewegingsstoornissen. Het risico op extrapiramidale effecten is verhoogd bij mensen jonger dan 20 jaar en bij hoge doses of langdurige therapie. Tardieve dyskinesie kan bij sommige mensen blijvend en onomkeerbaar zijn. De meeste meldingen van tardieve dyskinesie komen voor bij mensen die langer dan drie maanden metoclopramide hebben gebruikt.
Dystonische reacties kunnen worden behandeld met benzatropine, difenhydramine, trihexyfenidyl of procyclidine. De symptomen verdwijnen meestal met intramusculaire diphenhydramine-injectie. Middelen van de benzodiazepineklasse kunnen nuttig zijn, maar het voordeel is meestal gering en de bijwerkingen van sedatie en zwakte kunnen problematisch zijn.
In einigen Fällen stehen die Akathisieeffekte von Metoclopramid in direktem Zusammenhang mit der Infusionsrate, wenn das Medikament intravenös verabreicht wird. Die Nebenwirkungen traten in der Regel in den ersten 15 Minuten nach der Dosis von Metoclopramid auf.
Toxicologische gegevens
LD50 (rat, oraal): 750 mg/kg