Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is doxorubicinehydrochloride. Elke ml oplossing voor injectie bevat 2 mg doxorubicinehydrochloride.
- Elke injectieflacon met 5 ml bevat 10 mg doxorubicinehydrochloride.
- Elke injectieflacon met 10 ml bevat 20 mg doxorubicinehydrochloride.
- Elke injectieflacon met 25 ml bevat 50 mg doxorubicinehydrochloride.
- Elke injectieflacon met 75 ml bevat 150 mg doxorubicinehydrochloride.
Doxorubicine HCl KP 2 mg/ml, oplossing voor injectie
Page 9/12
October 2010
- Elke injectieflacon met 100 ml bevat 200 mg doxorubicinehydrochloride.
- De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, zoutzuur (E507) en water voor injecties.
Hoe ziet Doxorubicine HCl KP eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Doxorubicine HCl KP oplossing voor injectie is een heldere, rode oplossing. De oplossing wordt geleverd in kleurloze glazen injectieflacons die met een chloorbutylrubberen stop met een aluminium verzegeling worden afgesloten.
Doxorubicine HCl KP is verkrijgbaar in injectieflacons van 5 ml, 10 ml, 25 ml, 75 ml en 100 ml. Elke verpakking bevat 1 of 5 injectieflacon.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Kohne Pharma GmbH
Schallbruch 1
D-42781 Haan
Duitsland
Fabrikant
Oncotec Pharma Produktion GmbH
Am Pharmapark
D-06861 Dessau-Roßlau
Duitsland
In het register ingeschreven onder
RVG 33450
Dit geneesmiddel is geregistreerd in lidstaten van de EEA onder de volgende namen:
Duitsland Doxorubicin HCl KP 2 mg/ml Injektionslösung
Deze bijsluiter is goedgekeurd in oktober 2010.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Onverenigbaarheden
Doxorubicine is onverenigbaar met heparine, aminofylline, cefalotine, dexametason, fluorouracil en hydrocortison.
Dosering en toediening
Voorzichtigheid dient in acht te worden genomen bij de toepassing van Doxorubicine HCl KP. Elk contact met de oplossing moet vermeden worden. Tijdens de bereiding dient een strikte aseptische techniek te worden gebruikt; beschermende maatregelen dienen te bestaan uit het dragen van handschoenen, mondkapjes, veiligheidsbrillen en beschermende kleding. Gebruik van een verticale laminaire luchtflow (LAF)-kast wordt aanbevolen.
Doxorubicine HCl KP 2 mg/ml, oplossing voor injectie
Page 10/12
October 2010
Personeel dient te worden getraind in de juiste techniek voor het werken met cytostatica. Zwangere medewerksters dienen vrijgesteld te worden van het werken met deze geneesmiddelen.
Indien Doxorubicine met huid of slijmvliezen in contact komt, dient het blootgestelde gebied grondig met zeep en water gewassen te worden. Als de stof in de ogen komt, spoelen met water of met steriele fysiologische zoutoplossing, waarna een oogspecialist geconsulteerd moet worden.
Na gebruik dienen flessen en injectiematerialen, inclusief handschoenen, overeenkomstig de regels voor vernietiging van cytostatica te worden vernietigd. Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Inactivering van geknoeid of gelekt geneesmiddel kan verkregen worden met 1% natriumhypochlorietoplossing of eenvoudiger met fosfaatbuffer (pH > 8) totdat de oplossing is ontkleurd. Alle schoonmaakmaterialen dienen te worden vernietigd zoals hiervoor werd aangegeven.
De injectieflacon dient op kamertemperatuur te zijn voordat het met een naald wordt aangeprikt.
De behandeling met doxorubicine dient te worden gestart door, of na consultering van een arts met uitgebreide ervaring met cytostatische behandeling. Patiënten moeten tijdens de behandeling zorgvuldig en vaak gecontroleerd worden.
Doxorubicine dient NIET intramusculair, subcutaan, oraal of intrathecaal te worden toegediend.
Intraveneuze (i.v.) toediening van doxorubicine moet met grote zorg toegediend worden en het wordt aangeraden het geneesmiddel via de lijn van een vrijlopende i.v. zout- of 5% glucose-oplossing te geven binnen 3 – 5 minuten. Deze methode minimaliseert de kans op het ontstaan van trombose en periveneuze extravasatie die kan resulteren in ernstige cellulitis, blaarvorming en weefselnecrose.
Doxorubicine kan intraveneus als een bolus binnen enkele minuten, als een korte infusie tot een uur, of als continu infuus tot 96 uur worden toegediend. Een directe intraveneuze injectie wordt niet aanbevolen vanwege het risico op extravasatie, dat zelfs kan optreden in de aanwezigheid van toereikende bloedterugkeer van naaldaspiratie.
Intraveneuze toediening:
De dosis wordt gewoonlijk berekend op basis van het lichaamsoppervlak (mg/m2). Het doxorubicine doseringsschema varieert naar gelang de indicatie (vaste tumoren of acute leukemie) en naar gelang zijn gebruik in de specifieke behandelschema’s (als een enkel middel of in combinatie met andere cytotoxische middelen of als onderdeel van multidisciplinaire procedures die bestaan uit een combinatie van chemotherapie, operatieve ingreep, en radiotherapie en hormonale behandeling).
Monotherapie:
De aanbevolen dosis is 60-75 mg/m2 lichaamsoppervlak i.v. als een enkelvoudige dosis of in gedeelde doses op 2-3 opeenvolgende dagen intraveneus toegediend met een interval van 21 dagen. Doseringsschema’s en doseringen kunnen aangepast worden volgens het protocol. Voor de exacte gegevens over de dosering, zie de huidige protocollen.
Combinatietherapie:
Als Doxorubicine HCl KP wordt toegediend in combinatie met andere cytostatica, dient de dosis te worden verlaagd tot 30-60 mg/m2 elke 3 tot 4 weken.
Maximale cumulatieve dosis:
Om cardiomyopathie te voorkomen, wordt het aanbevolen om de cumulatieve totale levensdosering van doxorubicine (inclusief gebruik met gerelateerde geneesmiddelen zoals daunorubicine) van 450-550 mg/m2 lichaamsoppervlak niet te overschrijden. Speciale voorzichtigheid is nodig als een cumulatieve
Doxorubicine HCl KP 2 mg/ml, oplossing voor injectie
Page 11/12
October 2010
dosering van 400 mg/m2 wordt overschreden bij gevallen van eerdere bestraling van het mediastinum, eerdere of gelijktijdige behandeling met potentieel cardiotoxische middelen en bij patiënten met een hoog risico (bijv. patiënten met arteriële hypertensie gedurende een periode van meer dan 5 jaar; met voorafgaande coronaire, valvulaire of myocardiale hartschade; of een leeftijd ouder dan 70 jaar. De hartfunctie van deze patiënten dient gecontroleerd te worden.
Speciale patiëntengroepen
Immunosuppressieve patiënten:
De dosis dient te worden verlaagd in het geval van immunosuppressie. Een alternatieve dosering is 15-20 mg/m2 lichaamsoppervlak per week.
Patiënten met verminderde leverfunctie:
In het geval van verminderde leverfunctie, dient de dosering te worden verlaagd in overeenkomstig de volgende tabel:
Serumbilirubine | Aanbevolen dosis |
20-50 μmol/l | ½ normale dosis |
> 50-85 μmol/l | ¼ normale dosis |
> 85 μmol/l | Stop de behandeling |
Patiënten met verminderde nierfunctie:
Bij patiënten met nierinsufficiëntie (GFR minder dan 10 ml/min), dient slechts 75% van de geplande dosis te worden toegediend.
Patiënten met risico op hartinsufficiëntie:
Het moet worden overwogen om patiënten met een verhoogd risico op cardiale toxiciteit te behandelen met een 24-uurs continu infuus van een enkele dosis in plaats van een injectie. Op deze manier zou cardiale toxiciteit minder vaak optreden, zonder reductie van de therapeutische werking. Bij deze patiënten dient de ejectiefractie voorafgaand aan iedere kuur te worden bepaald.
Patiënten met beperkte beenmergreserve die niet in relatie staat tot de beenmergbetrokkenheid bij de ziekte: De doseringen kunnen gereduceerd worden bij patiënten met een geschiedenis van behandeling met myelosupressieve middelen. Hun beenmergreserve kan ontoereikend zijn.
Doxorubicine HCl KP kan niet uitgewisseld worden met een liposomale formulering van Doxorubicinehydrochloride.
Gezien het substantiële risico op door doxorubicine geïnduceerde cardiotoxiciteit tijdens de kindertijd dienen bepaalde maximale cumulatieve doseringen te worden toegepast die afhankelijk zijn van de jeugd van de patiënten. Bij kinderen (jonger dan 12 jaar) wordt de maximale cumulatieve dosis gewoonlijk beschouwd op 300 mg/m2, terwijl bij adolescenten (ouder dan 12 jaar) de maximale cumulatieve dosis is vastgesteld op 450 mg/m2. Bij zuigelingen en peuters zijn de maximale cumulatieve doseringen nog onbepaald, maar zelfs een lagere tolerantie wordt verondersteld.
Dosering bij kinderen kan worden gereduceerd. Gelieve de huidige behandelprotocollen en specialistische literatuur te raadplegen. Het kan ook nodig zijn om de dosering bij ouderen te verlagen.
Intravesicale toediening:
Doxorubicine HCl KP kan door middel van intravesicale instillatie voor de behandeling van oppervlakkig blaascarcinoom worden gegeven en voor de preventie van een recidief na transuretrale resectie (T.U.R.). De aanbevolen dosis voor intravesicale behandeling van oppervlakkig blaascarcinoom is 30-50 mg in 25- 50 ml fysiologisch zout per instillatie. De optimale concentratie is ongeveer 1 mg/ml. De oplossing dient
Doxorubicine HCl KP 2 mg/ml, oplossing voor injectie
Page 12/12
October 2010
gedurende 1-2 uur in de blaas te blijven. Tijdens deze periode dient de patiënt elke 15 minuten 90º gedraaid te worden. Om ongewenste verdunning met urine te vermijden, dient de patiënt geïnformeerd te worden niets te drinken gedurende 12 uur voor de instillatie (dit vermindert de urineproductie met ongeveer 50 ml/uur). De instillatie kan herhaald worden met een interval van 1 week tot 1 maand, afhankelijk of de behandeling therapeutisch of profylactisch is.
Beheersing van de behandeling
Het wordt aanbevolen om voor of tijdens behandeling met doxorubicine de volgende bepalingen te doen (het is afhankelijk van de algehele conditie van de patiënt, de dosis en de begeleidende medicatie die wordt ingenomen hoe vaak deze bepalingen gedaan moeten worden):
- Radiografie van de longen en de borst en ecg
- Regelmatige controle van de hartfunctie (LVEF door bijv. ecg, UCG en MUGA scan)
- Inspectie van de mondholte en de slokdarm op veranderingen van het slijmvlies
- Bloedtesten: hematocriet, plaatjes, differentiële hoeveelheid witte bloedcellen, SGPT, SGOT, LDH, bilirubine, urinezuur, AST, ALT, ALP.
Beheersing van de linker ventrikelfunctie:
Analyse van LVEF onder gebruikmaking van ultrasound of hartscintigrafie dient te worden uitgevoerd om de conditie van het hart van de patiënt te bepalen. Deze controle dient voorafgaand aan de start van de behandeling te worden gedaan en na elke gestapelde dosis van ongeveer 100 mg/m2.
Na verdunning:
Chemische en fysische ‘in-use’-stabiliteit is aangetoond in natriumchlorideoplossing voor infusie 0,9% en in glucoseoplossing voor infusie 5% tot 48 uur bij 2-8°C en tot aan 24 uur bij 25°C indien geproduceerd in glas-bakken buiten invloed van licht.
Uit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden. Indien niet onmiddellijk gebruikt, vallen de bewaartijden tijdens het gebruik en de omstandigheden voordat het geneesmiddel gebruikt wordt onder verantwoordelijkheid van de gebruiker. De bewaartijden tijdens het gebruik bedragen normaal gesproken niet meer dan 24 uur bij 2-8ºC, tenzij verdunning heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en bevestigde aseptische condities.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Bij het vernietigen van ongebruikte materialen dient rekening te worden gehouden met de cytotoxische aard van dit geneesmiddel.