Mononine 500 bevat 500 IE menselijke stollingsfactor IX per flacon. Opgelost met 5 ml oplosmiddel bevat de bereide oplossing ongeveer 100 IE/ml menselijke stollingsfactor IX. Mononine 1000 bevat 1000 IE menselijke stollingsfactor IX per flacon. Opgelost met 10 ml oplosmiddel bevat de bereide oplossing ongeveer 100 IE/ml menselijke stollingsfactor IX.
De andere hulpstoffen in dit middel zijn:
Histidine, mannitol, natriumchloride, zoutzuur of natriumhydroxide (in kleine hoeveelheden voor pH aanpassing). Oplosmiddel: water voor injectie.
Hoe ziet Mononine eruit en hoeveel zit er in een verpakking
Mononine is een wit poeder en wordt geleverd met water voor injectie als oplosmiddel. De bereide oplossing moet helder of een beetje opaalachtig zijn, d.w.z. dat als het product tegen het licht wordt gehouden, het mag glinsteren maar geen duidelijke deeltjes mag bevatten.
Verpakkingsvormen
Mononine 500:
1 verpakking met 500 IE bevat:
- 1 injectieflacon met poeder
- 1 injectieflacon met 5 ml steriel water voor injectie 1 toedieningsset bevat:
- 1 overhevelsysteem met filter 20/20
- 1 wegwerp injectiespuit (10 ml)
- 1 vlindernaald = aderpunctieset
- 2 steriele desinfectie doekjes
- 1 pleisterverband (niet steriel)
Mononine 1000:
1 verpakking met 1000 IE bevat:
- 1 injectieflacon met poeder
- 1 injectieflacon met 10 ml steriel water voor injectie 1 toedieningsset bevat:
- 1 overhevelsysteem met filter 20/20
- 1 wegwerp injectiespuit (10 ml)
- 1 vlindernaald = aderpunctieset
- 2 steriele desinfectie doekjes
- 1 pleisterverband (niet steriel)
CSL Behring NV | Mononine RVG 16875-16876 | The Netherlands |
| PIL | page 9 of 12 |
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant:
CSL Behring GmbH Emil-von-Behring-Str. 76 35041 Marburg Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen CSL Behring B.V.
Blijster 14 4817 HX Breda Nederland
Dit geneesmiddel is geregistreerd in lidstaten van de EEG onder de naam Mononine: Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Hongarije, Italië, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden.
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in april 2013
Mononine poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie of infusie is in het register ingeschreven onder RVG 16875 (Mononine 500) en RVG 16876 (Mononine 1000).
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel
Dosering
Het aantal eenheden van factor IX dat toegediend wordt, wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), die betrekking hebben op de huidige WHO-standaard voor factor IX- producten. Factor IX-activiteit in plasma wordt uitgedrukt als een percentage (t.o.v. normaal menselijk plasma) of in Internationale Eenheden (t.o.v. een internationale standaard voor factor IX in plasma).
Eén Internationale Eenheid (IE) factor IX-activiteit is gelijk aan die hoeveelheid factor IX in één ml normaal menselijk plasma. De berekening van de vereiste dosering factor IX is gebaseerd op de empirische vaststelling dat 1 IE factor IX per kg lichaamsgewicht de plasmafactor IX-activiteit met 1,0 % van de normale waarde verhoogt. De aanvangsdosis wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Benodigd aantal eenheden = lichaamsgewicht [kg] × gewenste factor IX-toename [% of IE/dl] × 1,0*
De toe te dienen hoeveelheid, de methode alsmede de toedieningsfrequentie moeten altijd afgestemd worden op de klinische werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Factor IX-producten hoeven, in geval van bolus injectie, zelden meer dan éénmaal daags toegediend te worden.
* reciproque van waargenomen opbrengst
CSL Behring NV | Mononine RVG 16875-16876 | The Netherlands |
| PIL | page 10 of 12 |
In de onderstaande bloedingssituaties mag de factor IX-activiteit niet lager zijn dan de vermelde plasma-activiteit (in % van de normale waarde of IE/dl) in de betreffende periode. De volgende tabellen kunnen gebruikt worden als hulpmiddel bij de dosering tijdens bloedingsperiodes of operaties:
Tabel 1: EÉN ENKELE INTRAVENEUZE INJECTIE
Mate van bloeding / Soort | Vereiste factor IX- | Doseringsfrequentie |
chirurgische bloeding | waarde (% of IE/dl) | (uren) / Duur van |
| | behandeling (dagen) |
Bloeding | | |
Lichte gewrichtsbloeding, | 20 - 40 | Elke 24 uur herhalen. Ten |
spierbloeding of orale bloeding | | minste 1 dag tot de |
| | bloeding zoals aangegeven |
| | door pijn is verdwenen of |
| | genezing wordt bereikt. |
Grote gewrichtsbloeding, | 30 - 60 | Infusie elke 24 uur |
spierbloeding of hematomen | | gedurende 3-4 dagen of |
| | langer herhalen tot pijn en |
| | acute invaliditeit zijn |
| | verdwenen. |
Levensbedreigende bloedingen | 60 - 100 | Infusie elke 8 tot 24 uur |
| | herhalen tot gevaar is |
| | geweken. |
Operatie | | |
Klein | 30 – 60 | Elke 24 uur, ten minste 1 |
waaronder tandextractie | | dag, totdat genezing wordt |
| | bereikt. |
Groot | 80 – 100 | Infusie elke 8-24 uur |
| (pre- en postoperatief) | herhalen totdat er sprake is |
| | van adequate |
| | wondgenezing, vervolgens |
| | behandeling gedurende ten |
| | minste nog eens 7 dagen |
| | om een factor IX-activiteit |
| | van 30 % tot 60 % (IE/dl) |
| | te handhaven. |
Tabel 2: DOORLOPENDE INFUSIE TIJDENS OPERATIE | |
Gewenste factor IX- | 40 – 100 % (of IE/dl) | |
waarden voor hemostase | | |
Eerste belastingsdosis om | Eén enkele bolusdosis van 90 IE per kg (tussen 75- |
gewenste waarde te | 100 IE/kg) lichaamsgewicht of dosering gebaseerd |
verkrijgen | op de farmacokinetiek. | |
Doseringsfrequentie | Doorlopende i.v.-infusie, afhankelijk van klaring en |
| gemeten factor IX-waarden. |
Duur van behandeling | Tot 5 dagen, verdere behandeling kan nodig zijn |
| afhankelijk van soort operatie |
CSL Behring NV | Mononine RVG 16875-16876 | The Netherlands |
| PIL | page 11 of 12 |
Tijdens de behandeling wordt een geschikte bepaling van de factor IX-spiegel aanbevolen als richtlijn voor de toe te dienen dosis en de frequentie van herhaalde infusies. Met name in het geval van grote chirurgische ingrepen is nauwkeurige controle van de substitutietherapie middels een stollingsanalyse (plasmafactor IX-activiteit) essentieel. De respons op factor IX kan van patiënt tot patiënt verschillen, waardoor er verschillende concentraties van in vivo- opbrengsten worden bereikt en verschillende halfwaardetijden worden aangetoond.
Voor een langdurige profylaxe tegen bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie B zijn de gebruikelijke doses van 20 tot 40 IE factor IX per kg lichaamsgewicht met tussenpozen van
3 tot 4 dagen. In sommige gevallen, met name bij jongere patiënten, kunnen kortere doseringstussenpozen of hogere doses noodzakelijk zijn.
Patiënten moeten gecontroleerd worden op de ontwikkeling van factor IX-remmers. Als de verwachte plasmawaarden van factor IX-activiteit niet worden bereikt, of als een bloeding niet onder controle wordt gekregen met een passende dosis, moet er een onderzoek gedaan worden om te bepalen of een factor IX-remmer aanwezig is. Bij patiënten met een hoge titer remmers kan het zijn dat factor IX-therapie niet werkzaam is en moeten andere therapeutische opties in overweging genomen worden.
Behandeling van dergelijke patiënten moet doorverwezen worden naar artsen met ervaring in de behandeling van patiënten met hemofilie.
Mononine kan via één enkele intraveneuze injectie toegediend worden (zie richtlijnen in rubriek 3.) of via doorlopende infusie (zie richtlijnen hieronder).
Doorlopende infusie
Mononine moet bereid worden met water voor injectie zoals beschreven in sectie “Bereiding en toediening”. Na bereiding kan Mononine verdund of onverdund gebruikt worden voor doorlopende infusie, met behulp van een injectienaaldpomp of een goedgekeurde infusieset.
Een verdunde oplossing wordt als volgt verkregen:
- Verdun de bereide, gefilterde oplossing door de juiste hoeveelheid Mononine over te hevelen naar het gewenste volume normale zoutoplossing volgens een aseptische werkwijze.
- Bij verdunning tot maximaal 1:10 (concentratie van 10 IE factor IX/ml) blijft de activiteit van factor IX stabiel gedurende maximaal 24 uur.
- Bij een grotere verdunning kan de factor IX-activiteit verminderen. Factor IX- activiteit moet gecontroleerd worden voor het behoud van de gewenste bloedwaarde.
Voorbeeld voor verdunning van 500 IE bereide Mononine:
Gewenste werkzaamheid van verdunning | 10 IE/ml | 20 IE/ml |
Volume van bereid Mononine | 5,0 ml | 5,0 ml |
Volume van benodigde normale zoutoplossing | 45,0 ml | 20,0 ml |
Verkregen verdunning | 1:10 | 1:5 |
CSL Behring NV | Mononine RVG 16875-16876 | | The Netherlands |
| PIL | | page 12 of 12 |
Voorbeeld voor verdunning van 1000 IE bereide Mononine: | |
Gewenste werkzaamheid van verdunning | 10 IE/ml | 20 IE/ml |
Volume van bereid Mononine | 10,0 ml | 10,0 ml |
Volume van benodigde normale zoutoplossing | 90,0 ml | 40,0 ml |
Verkregen verdunning | 1:10 | 1:5 |
- Het gebruik van zakken en slangen uit polyvinylchloride (PVC) IV wordt aanbevolen.
- Goed mengen en zak op lekken controleren.
- Er wordt aangeraden, de zakken met vers verdund Mononine iedere 12-24 uur te vervangen.
De aanbevolen snelheid voor doorlopende infusie met Mononine voor het behoud van een constante factor IX-waarde van circa 80 % is 4 IE/kg lichaamsgewicht/uur. Dit is echter afhankelijk van het farmacokinetische profiel van de patiënt en de gewenste factor IX- doelwaarde. Bij patiënten waar de klaring van factor IX bekend is, kan de infusiesnelheid voor de individuele patiënt berekend worden.
Snelheid (IE/kg lichaamsgewicht/uur) = klaring (ml/uur/kg lichaamsgewicht) × gewenste factor IX-toename (IE/ml).
De veiligheid en doeltreffendheid van doorlopende infusie bij kinderen werd niet onderzocht. Daarom mag bij kinderen en adolescenten doorlopende infusie slechts overwogen worden indien pre-operatieve farmacokinetische gegevens (vb. verhoogde opbrengst en klaring) voorhanden zijn voor de berekening van de dosering en dienen de gehaltes peri-operatief zorgvuldig gecontroleerd te worden.