Farmacodynamica
Constipatie
Lactulose kan niet worden opgenomen in de menselijke dunne darm en wordt niet afgebroken door menselijke enzymen, zodat de stof onveranderd het spijsverteringskanaal passeert. Lactulose is osmotisch actief en trekt water aan in het darmlumen. Dit leidt tot een zachtere en gemakkelijker uit te scheiden ontlasting. Een ander laxerend effect wordt veroorzaakt door de fermentatie van lactulose door darmbacteriën in de dikke darm. Daarbij worden osmotisch actieve en peristaltisch stimulerende stoffen gevormd (bv. acetaat), maar ook methaan, dat soms tot winderigheid kan leiden.
Lever encefalopathie
In de dikke darm wordt lactulose ook door de bacterieflora omgezet in zuren, vooral melkzuur en azijnzuur. Deze veroorzaken verzuring van de darminhoud (verhoging van de H+-concentratie in de darm). Dit bevordert de vorming van het niet-opneembare ammoniumion (NH+4) uit ammoniak (NH3), waardoor NH3 niet vanuit de dikke darm in het bloed terechtkomt. Over het geheel genomen vermindert dit de ammoniakconcentratie in het plasma. Lactulose is derhalve doeltreffend bij de behandeling van hepatische encefalopathie, die wordt bevorderd door verhoogde NH3-plasmaspiegels.
Farmacokinetiek
Na orale toediening wordt minder dan 3% van de toegediende dosis in de dunne darm geabsorbeerd. De resterende lactulose komt in de dikke darm terecht, waar het gedeeltelijk wordt gemetaboliseerd. Zelfs na metabolisering is de absorptie van onveranderde lactulose en zijn metabolieten via de dikke darm echter verwaarloosbaar. Lactulose wordt in wezen alleen in de dikke darm gemetaboliseerd door de daar aanwezige saccharolytische bacteriën. De stof wordt met name afgebroken in melkzuur en kleine hoeveelheden azijnzuur en mierenzuur. Gebleken is dat de renale uitscheiding van de geabsorbeerde lactulosefractie ongeveer 3% bedraagt en doorgaans minder dan 24 uur duurt. Het grootste deel van de niet-geabsorbeerde lactulose wordt uitgescheiden in de ontlasting. Vanwege de lage absorptie zijn er geen betrouwbare waarden voor halfwaardetijd, plasma-eiwitbinding, klaring en verdelingsvolume van de stof.