Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor één van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u vinden onder punt 6.
- U heeft een schildklierprobleem.
- U heeft een verhoogde druk in het oog (glaucoom).
- U heeft een tumor van de bijnier (feochromocytoom).
- U heeft een eetprobleem, waarbij u geen honger heeft of niet wilt eten, zoals anorexia nervosa.
- U heeft een zeer hoge bloeddruk of bloedvatvernauwing, die kan leiden tot pijn in armen en benen.
- U heeft ooit hartproblemen gehad, zoals een hartaanval, onregelmatige hartslag, pijn en een onaangenaam gevoel op de borst, hartfalen, hartziekte of u bent geboren met een hartafwijking.
- U heeft een aandoening gehad aan de bloedvaten in de hersenen, zoals een beroerte, opzwellen en verzwakken van een deel van een bloedvat (aneurysma), versmalde of verstopte bloedvaten, of ontsteking van de bloedvaten (vasculitis).
- U gebruikt op dit moment of heeft de laatste 14 dagen een antidepressivum gebruikt (bekend als monoamineoxidaseremmers) – zie rubriek “Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?”
- U heeft geestelijke problemen, zoals
- een psychopathische of borderline persoonlijkheidsstoornis;
- abnormale gedachten/verbeeldingen of een ziekte genaamd schizofrenie;
- signalen van een ernstige stemmingsstoornis zoals:
- zelfmoordgedachten;
- ernstige depressie, waarbij u zich zeer bedroefd, waardeloos en hopeloos voelt;
- manie, waarbij u zich ongewoon opgewonden, overactief of ongeremd voelt.
Gebruik geen methylfenidaat als één van bovenstaande zaken op u of uw kind van toepassing is. Wanneer u niet zeker bent, overleg dan met uw arts of apotheker, voordat u methylfenidaat gebruikt. Methylfenidaat kan deze problemen namelijk verergeren.
Wanneer moet u of uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Wanneer u/uw kind
- lever- of nierproblemen heeft;
- problemen heeft met slikken of het slikken van hele tabletten;
- een vernauwing of blokkade heeft van uw slokdarm;
- epileptische aanvallen (toevallen, convulsies, epilepsie) heeft doorgemaakt of afwijkende hersenscans (EEGs) heeft;
- ooit alcohol, receptgeneesmiddelen of drugs heeft misbruikt of verslaafd daaraan bent/is geweest;
- een meisje bent en al ongesteld bent geweest (zie sectie “Zwangerschap en borstvoeding” hieronder);
- last heeft van moeilijk onder controle te houden, herhaalde trekkende bewegingen van lichaamsdelen of van herhaaldelijk geluid maken of woorden zeggen;
- een hoge bloeddruk heeft;
- een hartprobleem heeft die niet is beschreven in de sectie “Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken” hierboven;
- een geestelijke stoornis/afwijking heeft die niet is beschreven in de sectie “Wanneer mag u of uw kind dit middel niet gebruiken” hierboven. Andere geestelijke stoornissen zijn onder meer:
- stemmingswisselingen (van manisch tot depressief – genaamd bipolaire stoornis);
- agressief of vijandig worden, of erger worden van agressiviteit;
- dingen zien, horen of voelen die er niet zijn (hallucinaties);
- dingen geloven die niet waar zijn (wanen);
- ongewoon achterdochtig zijn (paranoia);
- onrustig, angstig of gespannen voelen;
- depressief of schuldig voelen;
- in de pubertijd komen.
Vertel uw arts of apotheker wanneer één van bovenstaande zaken op u of uw kind van toepassing is voordat de behandeling met methylfenidaat wordt gestart. Dit is omdat methylfenidaat bovenstaande problemen kan verergeren. Uw arts zal in de gaten willen houden hoe dit geneesmiddel bij u of uw kind werkt.
Controles die uw arts zal uitvoeren voordat u met de behandeling met methylfenidaat start
Deze controles zijn om te bepalen of methylfenidaat het juiste geneesmiddel voor u of uw kind is. Uw arts zal het volgende met u bespreken:
- eventuele andere geneesmiddelen die u of uw kind gebruikt;
- of er sprake is geweest van plotseling, onverklaard overlijden in de familie;
- eventuele andere medische aandoeningen (zoals hartaandoeningen) die u of uw familieleden mogelijk hebben;
- hoe u of uw kind zich voelt, bijv. opgewonden of depressief, of u rare gedachten heeft of deze gevoelens in het verleden heeft gehad;
- of er in uw familie sprake is geweest van tics (moeilijk onder controle te houden, herhaalde trekkende bewegingen van lichaamsdelen of van herhaaldelijk geluid maken of woorden zeggen);
- eventuele problemen met de geestelijke gezondheid of gedrag bij u of uw kind of andere familieleden. Uw arts zal bespreken of u of uw kind een risico voor stemmingswisselingen (van manisch tot depressief – genaamd bipolaire stoornis) heeft. Uw arts controleert het verleden van uw of uw kinds geestelijke gezondheid en of in uw familie zelfdoding, bipolaire stoornis en depressie is voorgekomen.
Het is belangrijk dat u zoveel mogelijk informatie verstrekt. Dit helpt uw arts bij het beslissen of methylfenidaat het juiste geneesmiddel voor u of uw kind is. Uw arts kan bepalen dat er nog andere medische onderzoeken nodig zijn voordat u of uw kind dit kan starten met dit geneesmiddel.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Methylfenidaat HCl nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan? Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor nodig heeft.
Neem methylfenidaat niet in wanneer u of uw kind:
- geneesmiddelen tegen depressie gebruikt die monoamineoxidaseremmers (MAO‐remmers) worden genoemd, of deze in de afgelopen 14 dagen MAO‐remmers heeft gebruikt. Het gebruik van een MAO‐remmer tegelijk met methylfenidaat kan een plotselinge verhoging van de bloeddruk veroorzaken.
Als u of uw kind andere geneesmiddelen gebruikt kan methylfenidaat beïnvloeden hoe goed de andere geneesmiddelen werken, of bijwerkingen veroorzaken. Als u of uw kind één van de volgende geneesmiddelen gebruikt, overleg dan met uw arts of apotheker voordat methylfenidaat wordt gebruikt:
- andere geneesmiddelen tegen depressie;
- geneesmiddelen tegen ernstige geestelijke stoornissen;
- geneesmiddelen tegen epilepsie;
- geneesmiddelen gebruikt voor de verlaging of verhoging van de bloeddruk;
- sommige middelen tegen hoest en verkoudheid met bestanddelen die de bloeddruk kunnen beïnvloeden. Het is belangrijk dit bij uw apotheker na te gaan wanneer u deze middelen koopt;
- geneesmiddelen die het bloed verdunnen om het ontstaan van klontjes in het bloed te voorkomen.
Als u twijfelt of u of uw kind een geneesmiddel uit bovenstaande lijst gebruikt, vraag dit dan aan uw arts of apotheker, voordat u/uw kind methylfenidaat gebruikt.
Gebruik bij een operatie
Vertel uw arts wanneer er voor u of uw kind een operatie gepland is. Als een bepaald verdovingsmiddel wordt gebruikt dient methylfenidaat niet te worden gebruikt op de dag van de operatie. Er bestaat een kans op een plotselinge verhoging van de bloeddruk gedurende de operatie.
Drugtests
Dit geneesmiddel kan een positieve uitslag geven bij drugs‐ en dopingtests.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van methylfenidaat met voedsel kan maagpijn, misselijkheid of overgeven voorkomen.
Inname met alcohol
Drink geen alcohol tijdens het gebruik van dit geneesmiddel. Alcohol kan de bijwerkingen van dit geneesmiddel verergeren. Denk eraan dat sommige voedingsmiddelen en geneesmiddelen alcohol bevatten.
Zwangerschap en borstvoeding
Het is niet bekend of methylfenidaat invloed heeft op het ongeboren kind. Vertel uw arts of apotheker voordat u of uw kind methylfenidaat gebruikt, als u/uw dochter:
- seks heeft. Uw arts zal het gebruik van anticonceptie bespreken;
- zwanger bent/is of denkt te zijn. Uw arts zal besluiten of methylfenidaat gebruikt mag worden;
- borstvoeding geeft of van plan bent/is borstvoeding te geven. Het is mogelijk dat methylfenidaat via de moedermelk wordt doorgegeven aan de baby. Daarom beslist uw arts of borstvoeding gegeven mag worden tijdens het gebruik van methylfenidaat.
Wilt u zwanger worden, bent u zwanger of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
U of uw kind kan last krijgen van duizeligheid, wazig zien of problemen hebben met het scherp zien, wanneer methylfenidaat wordt gebruikt. Als deze bijwerkingen optreden, kan het gevaarlijk zijn bepaalde activiteiten te verrichten zoals autorijden, machines bedienen, fietsen, paardrijden of in bomen klimmen.