Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt als:
Volg nauwkeurig de instructies van uw arts met betrekking tot dosering, controle (bloed- en urinetesten), dieet, lichamelijke activiteit (lichamelijk werk en lichaamsbeweging) en injectietechniek.
Wees vooral alert op het volgende:
-
Een te lage bloedglucosespiegel (hypoglykemie). Als uw bloedglucosespiegel te laag is, volg dan het advies bij hypoglykemie (zie de informatie in het kader onderaan deze bijsluiter).
-
Een te hoge bloedglucosespiegel (hyperglykemie). Als uw bloedglucosespiegel te hoog is, volg dan het advies bij hyperglykemie (zie de informatie in het kader onderaan deze bijsluiter).
-
Zorg ervoor dat u het juiste geneesmiddel gebruikt. U moet vóór elke injectie altijd het etiket controleren om verwisselingen tussen Suliqua en andere insulines te vermijden.
-
Als u slechte ogen heeft, lees dan rubriek 3.
Wees alert op het volgende wanneer u dit geneesmiddel gebruikt en neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt:
-
Hevige pijn in de maagstreek die niet overgaat. Dit kan wijzen op een ontstoken alvleesklier (acute pancreatitis).
-
Vochtverlies of uitdroging (dehydratie), bijvoorbeeld bij braken en diarree. Het is van belang dat u uitdroging voorkomt door veel te drinken, vooral tijdens de eerste weken van de behandeling met Suliqua.
Huidveranderingen op de injectieplaats
De injectieplaats dient te worden afgewisseld om huidveranderingen zoals bulten onder de huid te voorkomen. Neem contact op met uw arts als u momenteel in een bultig gebied injecteert voordat u in een ander gebied gaat injecteren. De insuline werkt mogelijk niet goed als u in een bultig gebied injecteert (zie Hoe gebruikt u dit middel?). Uw arts kan u vragen uw bloedsuikerspiegel nauwlettender te controleren en de dosering van uw insuline of uw andere geneesmiddelen tegen diabetes aan te passen.
Reizen
Neem contact op met uw arts voordat u op reis gaat. Het kan nodig zijn te praten over:
-
of uw insuline verkrijgbaar is in het land dat u gaat bezoeken
-
het organiseren van uw voorraden geneesmiddel, naalden en andere benodigdheden
-
hoe u uw geneesmiddel op de juiste manier bewaart tijdens uw reis
-
de tijdstippen waarop u uw maaltijden en uw geneesmiddel gebruikt
-
de mogelijke gevolgen van het overgaan op andere tijdzones
-
mogelijke gezondheidsrisico’s in de landen die u zult bezoeken
-
wat u moet doen in noodgevallen als u onwel of ziek wordt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er is geen ervaring met Suliqua bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar. Daarom wordt het gebruik van Suliqua niet aanbevolen bij deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Suliqua nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts, apotheker of verpleegkundige. Als u een ander geneesmiddel tegen diabetes gebruikt, bespreek dan met uw arts of u moet stoppen met dat geneesmiddel als u met Suliqua start.
Sommige geneesmiddelen kunnen uw bloedglucosespiegel veranderen. Dit kan betekenen dat uw arts uw dosis Suliqua moet aanpassen. Vraag daarom, voordat u een geneesmiddel gaat gebruiken, aan uw arts of het uw bloedglucosespiegel zal beïnvloeden en wat u in dat geval eventueel moet doen. Wees ook voorzichtig bij het stoppen met een geneesmiddel.
Suliqua kan invloed hebben op het effect van sommige geneesmiddelen die u slikt. Het kan zijn dat u sommige geneesmiddelen zoals antibiotica, orale anticonceptiemiddelen, statines (bijvoorbeeld atorvastatine om het cholesterol te verlagen), of maagsapresistente tabletten of capsules of granulaat of oraal poeder of oplossingen die niet te lang in uw maag mogen blijven, ten minste één uur voor of vier uur na uw injectie met Suliqua moet innemen.
Uw bloedglucosespiegel kan dalen (hypoglykemie) als u een van de volgende middelen gebruikt:
-
Een ander geneesmiddel voor de behandeling van diabetes
-
Disopyramide, gebruikt bij het behandelen van bepaalde hartproblemen
-
Fluoxetine, gebruikt bij depressie
-
Antibiotica van het sulfonamidetype, gebruikt bij de behandeling van infecties
-
Fibraten, gebruikt om een hoog vetgehalte in het bloed te verlagen
-
Monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers), gebruikt bij depressie of de ziekte van Parkinson
-
Angiotensine-converterend enzymremmers (ACE-remmers), gebruikt bij bepaalde hartaandoeningen of hoge bloeddruk
-
Geneesmiddelen om pijn te verzachten en koorts te verlagen, zoals pentoxifylline, propoxyfeen en salicylaten (zoals acetylsalicylzuur)
-
Pentamidine, gebruikt bij bepaalde infecties veroorzaakt door parasieten. Dit kan voor een te lage bloedglucosespiegel zorgen, wat soms wordt gevolgd door een te hoge bloedglucosespiegel.
Uw bloedglucosespiegel kan stijgen (hyperglykemie) als u een van de volgende middelen gebruikt:
-
Corticosteroïden, zoals cortison en prednisolon, gebruikt bij ontstekingen
-
Danazol, gebruikt bij endometriose
-
Diazoxide, gebruikt bij hoge bloeddruk
-
Proteaseremmers, gebruikt bij het behandelen van hiv
-
Diuretica, gebruikt bij hoge bloeddruk of het vasthouden van vocht
-
Glucagon, gebruikt bij het behandelen van een zeer lage bloedglucosespiegel
-
Isoniazide, gebruikt bij tuberculose
-
Somatropine, een groeihormoon
-
Schildklierhormonen, gebruikt bij problemen met de schildklier
-
Oestrogenen en progestagenen, zoals in de anticonceptiepil voor geboortebeperking of het gebruik van oestrogenen bij botverlies (osteoporose)
-
Derivaten van clozapine, olanzapine en fenotiazine, gebruikt bij psychische problemen
-
Sympathicomimetische geneesmiddelen zoals epinefrine (adrenaline), salbutamol en terbutaline, gebruikt bij astma.
Uw bloedglucosespiegel kan stijgen of dalen bij het gebruik van:
-
Bètablokkers of clonidine, gebruikt bij hoge bloeddruk
-
Lithiumzouten, gebruikt bij het behandelen van psychische problemen.
Geneesmiddel dat waarschuwingssignalen van een lage bloedglucosespiegel kan beïnvloeden Bètablokkers en een aantal andere geneesmiddelen (zoals clonidine, guanethidine en reserpine, gebruikt bij hoge bloeddruk) kunnen het moeilijker maken om de waarschuwingssignalen van een te lage bloedglucosespiegel (hypoglykemie) te herkennen. Ze kunnen de eerste signalen van een te lage bloedglucosespiegel zelfs verbergen of tegenhouden.
Als een van bovenstaande situaties voor u geldt (of als u er niet zeker van bent), raadpleeg dan uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Warfarine of andere bloedverdunners
Vertel het uw arts als u warfarine of andere bloedverdunners (geneesmiddelen om bloedstolling te voorkomen) inneemt, want mogelijk zijn vaker bloedtesten nodig om uw bloedstolling te meten. Dit gebeurt met een ‘International Normalised Ratio’- of INR-test (‘internationale genormaliseerde ratio’- test).
Waarop moet u letten met alcohol?
Uw bloedglucosespiegel kan stijgen of dalen wanneer u alcohol drinkt. U moet uw bloedglucosespiegel vaker controleren dan normaal.
Zwangerschap en borstvoeding
Suliqua mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Het is niet bekend of Suliqua schadelijk kan zijn voor uw ongeboren kind.
Suliqua mag niet worden gebruikt als u borstvoeding geeft. Het is niet bekend of Suliqua overgaat in de moedermelk.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Een te lage of te hoge bloedglucosespiegel (zie informatie in het kader onderaan deze bijsluiter) kan invloed hebben op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om gereedschappen of machines te gebruiken. Uw concentratievermogen kan erdoor verminderd zijn. Dit kan gevaarlijk zijn voor uzelf en voor anderen.
Vraag uw arts of u mag rijden als:
-
uw bloedgucosespiegel vaak te laag is
-
u het moeilijk vindt om de signalen van een te lage bloedglucosespiegel te herkennen.
Suliqua bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
Suliqua bevat metacresol
Dit geneesmiddel bevat metacresol, wat allergische reacties kan veroorzaken.