- De werkzame stof in dit middel is natriumvalproaat. Orfiril 100 mg/ml bevat 100 mg natriumvalproaat per ml. De 3 ml ampul bevat 300 mg natriumvalproaat. De 10 ml ampul bevat 1000 mg natriumvalproaat.
- De andere stoffen in dit middel zijn dinatriumedetaat, natriumhydroxide (E524), zoutzuur (E507), water voor injecties.
Orfiril 100 mg/ml oplossing voor injectie is een heldere kleurloze oplossing.
Orfiril 100 mg/ml is verpakt in doosjes à 5 ampullen van 3 ml en 5 ampullen van 10 ml. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pharmachemie BV Swensweg 5 2031 GA Haarlem Nederland
Fabrikant
Desitin Arzneimittel GmbH Weg beim Jäger 214 22335 Hamburg Duitsland
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
In het register ingeschreven onder
RVG 24465
Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in oktober 2012
Epilepsie Vereniging Nederland
In Nederland worden de belangen van mensen met epilepsie landelijk behartigd door de Epilepsie Vereniging Nederland,
Postbus 8105
6710 AC Ede tel 0318-672772
Epilepsie Advieslijn: 0318-672777
0512.11v.ES | |
<-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- | > |
De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de | |
gezondheidszorg. | |
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
Orfiril 100 mg/ml, oplossing voor injectie
Natriumvalproaat
Hieronder is een samenvatting van de informatie nodig voor de toediening van Orfiril. U dient bekend te zijn met de inhoud van de productinformatie (SmPC tekst) van Orfiril.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Orfiril 100 mg/ml, oplossing voor injectie
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Orfiril bevat 100 mg natriumvalproaat per ml oplossing voor injectie.
THERAPEUTISCHE INDICATIES
Orfiril oplossing voor injectie is bestemd voor patiënten die behandeld worden met natriumvalproaat en bij wie orale toediening tijdelijk niet mogelijk is.
De primaire vorm van gegeneraliseerde epilepsie:
- typische en atypische absences (petit mal)
- myoclonieën
- tonisch-clonische aanvallen (grand mal)
- gemengde vormen van tonisch-clonische aanvallen en absences.
Kan voorts worden toegepast tegen uitingen van epilepsie die niet voldoende reageren op andere anti- epileptica, zoals:
- de secundaire vorm van gegeneraliseerde epilepsie: vooral de akinetische en atonische aanvallen
- partiële epilepsie: zowel met elementaire (focale) als complexe (psychomotorische) verschijnselen.
Monotherapie is veelal mogelijk bij de primaire vorm van gegeneraliseerde epilepsie. Bij partiële epilepsie zal vaker een polytherapie moeten worden ingesteld, evenals bij de secundaire vorm van gegeneraliseerde epilepsie en bij gemengde vormen van de primaire gegeneraliseerde en partiële epilepsie.
DOSERING
Hoewel een goede correlatie tussen dagdosis, plasmaspiegel en therapeutisch effect niet is aangetoond, wordt in het algemeen gestreefd naar het verkrijgen van een plasmaspiegel tussen 60 en 100 microgram per ml. Gunstige resultaten bij een lagere of hogere spiegel zijn evenwel niet uitgesloten, vooral bij kinderen.
Het verdient aanbeveling om bij doseringen van 35 mg/kg lichaamsgewicht per dag of meer de plasmaspiegel te bepalen.
De dagelijkse dosering is afhankelijk van leeftijd en lichaamsgewicht.
Patiënten die al oraal behandeld worden met natriumvalproaat kunnen d.m.v. herhaalde of continue infusie behandeld worden met dezelfde dosering. Bijvoorbeeld een patiënt die stabiel is met 25 mg/kg/dag, zou per infuus een dosering van 1 mg/kg/uur moeten krijgen.
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
Bij overige patiënten is de aanbevolen dosering: langzame i.v. injectie gedurende 3-5 minuten, veelal 400-800 mg, afhankelijk van het lichaamsgewicht (gewoonlijk tot 10 mg/kg), gevolgd door een continue of herhaalde infusie van 1-2 mg/kg/uur tot maximaal 2500 mg/dag op geleide van de klinische respons.
Kinderen en adolescenten
Voor kinderen geldt gewoonlijk een dosering van 20-30 mg/kg/dag.
De veiligheid en werkzaamheid van natriumvalproaat voor de behandeling van manische episodes bij bipolaire stoornissen zijn niet vastgesteld bij patiënten jonger dan 18 jaar.
WIJZE VAN GEBRUIK
Orfiril kan worden toegediend als langzame intraveneuze injectie of als infuus in een 0.9% NaCl- oplossing of een 5% glucose-oplossing.
De intraveneuze toediening moet zodra de omstandigheden het toelaten vervangen worden door orale toediening.
CONTRA-INDICATIES
Lever- of pancreasfunctiestoornis.
Familie-anamnese met aan het gebruik van valproaat toegeschreven leverbeschadiging. Hemorragische diathese.
Overgevoeligheid voor natriumvalproaat of valproïnezuur Porfyrie.
BIJZONDERE WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK
Levertoxiciteit
- Er zijn zeldzame gevallen gemeld van ernstige leverbeschadiging na inname van natriumvalproaat, soms met fatale afloop.
- Het is van groot belang in een zo vroeg mogelijk stadium een mogelijke hepatotoxiciteit te onderkennen door bedacht te zijn op de klinische verschijnselen welke aan de icterus vooraf kunnen gaan, zoals: asthenie, malaise, anorexie, lethargie, lusteloosheid, oedeem, somnolentie, soms gepaard gaande met herhaald braken en buikpijn, optreden van stollingsstoornissen en het weer optreden of toenemen van convulsies. Het is dan ook raadzaam de patiënt of de ouders op deze verschijnselen te attenderen. Mochten zich verschijnselen voordoen, dan moet onmiddellijk de behandelend arts hiervan in kennis worden gesteld. Klinisch onderzoek en onmiddellijke controle van leverenzymen en leverfuncties, in het bijzonder een stollingstest, bijvoorbeeld de protrombinetijd (PT), is dan vereist. Bij een te lange PT, vooral in combinatie met andere afwijkende bepalingen (significante verlaging van fibrinogeen en stollingsfactoren, verhoging van bilirubine, verhoging van de transaminasen), dient de behandeling met natriumvalproaat en verwante verbindingen te worden gestaakt.
- Aangezien een door valproaat veroorzaakte hepatotoxiciteit sterk kan gelijken op het Reye-
syndroom is het uit dien hoofde aan te bevelen ook het gebruik van eventueel toegediende salicylaten te staken.
Levertoxiciteit bij kinderen
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
- Zuigelingen en kinderen beneden de drie jaar met ernstige epilepsie en in het bijzonder epilepsie in combinatie met cerebrale afwijkingen, psychische retardatie, genetische degeneratieve aandoeningen en/of bekende metabole stoornissen, zoals carnitinedeficiëntie, deficiëntie in ureumcyclusenzymen en/of leverfunctiestoornissen in de anamnese, hebben het hoogste risico van hepatotoxiciteit, vooral in de eerste zes maanden van de behandeling. Boven de drie jaar neemt het risico af met het vorderen van de leeftijd.
- Het risico van hepatotoxiciteit is vooral groter bij gecombineerde behandeling met andere anti- epileptica, in het bijzonder bij zeer jonge kinderen.
- Bij kinderen onder de drie jaar wordt gelijktijdig gebruik van salicylaten afgeraden vanwege de kans op levertoxiciteit.
- Monotherapie wordt aanbevolen bij kinderen onder de 3 jaar wanneer wordt overwogen natriumvalproaat voor te schrijven. Echter de mogelijke voordelen van natriumvalproaat moeten worden afgewogen tegen het risico van leverbeschadiging en pancreatitis in zulke patiënten voor
aanvang van de behandeling.
Controle leverfuncties i.v.m. levertoxiciteit
Voor de aanvang en zeker gedurende de eerste zes maanden van de behandeling dient de leverfunctie te worden gecontroleerd met name bij hoog-risico patiënten en patiënten met een leverziekte in de anamnese. Naast de standaard leverfunctietesten zijn met name testen die een indicatie geven van de eiwitsynthese, en dan met name de PT, relevant.
In het begin van de behandeling kan, zoals bij de meeste anti-epileptica, een geïsoleerde tijdelijke stijging van de transaminasen optreden zonder klinische verschijnselen. Als dit zich voordoet is het raadzaam een uitvoeriger laboratoriumonderzoek te doen waarbij in ieder geval de PTT wordt bepaald, de dosering te heroverwegen en de bepalingen te herhalen al naar gelang het verloop. Bij een te lange PT, met name in combinatie met andere biologische afwijkingen dient de behandeling te worden gestaakt zoals in het voorgaande is beschreven.
Pancreatitis
Pancreatitis welke ernstig kan zijn en fatale gevolgen kan hebben, is zeer zelden gemeld. Patiënten met symptomen van misselijkheid, braken en acute buikpijn dienen acuut medisch onderzocht te worden (inclusief het bepalen van serum amylase). Het risico is het grootst bij jonge kinderen en neemt af met het toenemen van de leeftijd. Ernstige epileptische aanvallen en ernstige neurologische afwijkingen en combinatietherapie met anti-epileptica kunnen risicofactoren zijn. De combinatie van leverfalen en pancreatitis verhoogt de kans op fatale gevolgen. Valproïnezuur dient onmiddellijk te worden gestopt bij patiënten met pancreatitis.
Hyperammoniëmie met neurologische symptomen
- De behandeling dient eveneens direct te worden gestaakt bij het optreden van hyperammoniëmie gepaard gaande met symptomen zoals braken, ataxie en somnolentie.
- De behandeling mag normaliter niet abrupt worden gestaakt. Indien dit wegens toxicologische verschijnselen echter noodzakelijk is, dient de therapie te worden voortgezet met een adequate dosis van een ander anti-epilepticum.
- Bij verdenking op een enzymstoornis in de ureumcyclus dient stofwisselingsonderzoek plaats te
vinden alvorens de behandeling te starten, vanwege het risico op hyperammoniëmie door valproïnezuur.
Bloed
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
Controle van het bloedbeeld, inclusief thrombocytenaantal, bloedingstijd en stollingstesten, wordt aangeraden voorafgaand aan de start van de therapie en voorafgaand aan een chirurgische of tandheelkundige ingreep, en in geval van spontane hematomen of bloedingen.
Nieren
Gebruik van natriumvalproaat kan bij de toepassing van de gebruikelijke nitroprussidmethode voor de bepaling van ketonlichamen in de urine tot vals positieve reacties leiden bij diabetes patiënten.
Bij patiënten met nierinsufficiëntie kan het nodig zijn de dosering te verlagen omdat de spiegel van vrij valproïnezuur in het serum verhoogd wordt. De dosis dient te worden bijgesteld op basis van het klinisch beeld.
Provocatie aanvallen
Valproïnezuur bevordert niet het ontstaan van tonisch-clonische of partieel complexe aanvallen, hetgeen bij patiënten met absences van belang is. Wel kunnen astatisch-myoclonische aanvallen worden geprovoceerd, zij het zelden.
Suïcidale ideevorming en - gedrag
Het optreden van suïcidale ideevorming en - gedrag is gemeld bij patiënten die behandeld werden met anti-epileptica bij verschillende indicaties. Een meta-analyse van gerandomiseerde placebogecontroleerde studies met anti-epileptica laat ook een kleine toename van het risico zien op suïcidale ideevorming en gedrag. Het mechanisme achter dit risico is niet bekend en de beschikbare gegevens sluiten de mogelijkheid van een toegenomen risico voor Orfiril niet uit.
Patiënten moeten daarom nauwkeurig gecontroleerd worden op tekenen van suïcidale ideevorming en gedrag en een geschikte behandeling dient te worden overwogen. Patiënten (en hun verzorgers) moeten erop gewezen worden dat indien er zich tekenen van suïcidale ideevorming of - gedrag voordoen er medisch advies ingewonnen moet worden.
Systemische lupus erythematodes
Valproïnezuur kan, zij het zelden, een systemische lupus erythematodes induceren en een bestaande systemische lupus erythematodes doen opvlammen.
Interactie met carbapenem
Gelijktijdig gebruik van valproïnezuur/natriumvalproaat met carbapenem wordt afgeraden (zie rubriek 4.5.).
Gewichtstoename
Valproaat veroorzaakt gewichtstoename die uitgesproken en progressief kan zijn. Alle patiënten dienen hiervoor te worden gewaarschuwd bij de start van de behandeling en geschikte maatregelen dienen te worden genomen om gewichtstoename te minimaliseren (zie rubriek 4.8). Het wordt aangeraden het gewicht tijdens de behandeling met valproaat te controleren.
INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN ANDERE VORMEN VAN INTERACTIE
Neuroleptica, MAO-remmers, antidepressiva en benzodiazepines
Valproïnezuur kan het effect van andere psychotrope middelen zoals neuroleptica, MAO-remmers, antidepressiva en benzodiazepines potentiëren. Klinische controle is daarom aan te raden. De dosering van deze middelen dient, waar nodig, te worden aangepast.
Fenobarbital
Valproïnezuur verhoogt de plasmaconcentraties van fenobarbital (door remming van de hepatische afbraak) waardoor sedatie kan optreden, vooral bij kinderen. Klinische controle wordt daarom
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
aangeraden gedurende de eerste 15 dagen van de gelijktijdige therapie, waarbij de dosis fenobarbital in geval van sedatie onmiddellijk verlaagd dient te worden. Indien nodig worden plasmaspiegels van fenobarbital bepaald.
Primidon
Valproïnezuur verhoogt de plasmaconcentraties van primidon met een toename van de bijwerkingen ervan (o.a. sedatie). Deze verdwijnt bij langer gebruik. Klinische controle wordt met name bij aanvang van gelijktijdige therapie aanbevolen. De dosering dient waar nodig te worden aangepast.
Fenytoïne
Valproïnezuur verlaagt de totale plasmaconcentraties van fenytoïne. Bovendien verhoogt valproïnezuur de vrije vorm van fenytoïne met als gevolg mogelijk symptomen van overdosering (valproïnezuur neemt de plaats in van fenytoïne op de bindingsplaatsen van het plasma-eiwit en verlaagt de hepatische afbraak van fenytoïne). Klinische controle wordt daarom aangeraden; wanneer plasmaspiegels van fenytoïne bepaald worden, dient de vrije vorm meebepaald te worden.
Carbamazepine
Klinische toxiciteit is gemeld bij gelijktijdig gebruik van valproïnezuur en carbamazepine. Valproïnezuur kan het toxische effect van carbamazepine potentiëren. Klinische controle wordt met name bij aanvang van gelijktijdige therapie aangeraden. De dosering dient waar nodig te worden aangepast.
Lamotrigine
Valproïnezuur kan het metabolisme van lamotrigine verminderen en de halfwaardetijd van lamotrigine verlengen. De dosering dient waar nodig te worden aangepast (dosering lamotrigine verlagen). Gelijktijdig gebruik van valproïnezuur en lamotrigine kan het risico op huiduitslag vergroten, met name bij kinderen.
Zidovudine
Valproïnezuur kan de plasmaconcentratie van zidovudine verhogen, hetgeen leidt tot toxiciteit door zidovudine. Een dosisverlaging van zidovudine kan noodzakelijk zijn.
Effecten van andere geneesmiddelen op valproïnezuur
-
Anti-epileptica met een enzyminducerend effect (o.a. fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine) verlagen de serumconcentraties van valproïnezuur. In geval van gecombineerde therapie dienen doseringen te worden aangepast aan bloedspiegels.
- Daarentegen wordt bij een combinatie van felbamaat en valproïnezuur de serumconcentratie van valproïnezuur verhoogd. De dosering van valproïnezuur dient gecontroleerd te worden.
-
Mefloquine en chloroquine verhogen het metabolisme van valproïnezuur en heeft een convulsief effect. Hierdoor kunnen zich bij gelijktijdige therapie epileptische aanvallen voordoen.
- De serumspiegels van valproïnezuur kunnen verhoogd worden door gelijktijdig gebruik van
middelen die het leverenzymsysteem remmen, zoals cimetidine of erythromycine.
Andere interacties
Valproïnezuur heeft gewoonlijk geen enzyminducerend effect. Daarom is geen verlagend effect te verwachten op de effectiviteit van oestro-progestatieve middelen bij vrouwen die hormonale anticonceptie gebruiken. Bij gelijktijdig gebruik van een vitamine K antagonist dient de protrombine tijd nauwlettend gecontroleerd te worden (versterkte werking). Ook kan valproïnezuur de werking van acetylsalicylzuur versterken.
Er is melding gemaakt van een afname in de concentratie van valproïnezuur in het bloed, wanneer dit gelijktijdig met carbapenem wordt toegediend. Dit resulteerde in 60-100% lagere
ORFIRIL 100 MG/ML oplossing voor injectie
valproïnezuurconcentraties binnen ongeveer twee dagen. Vanwege de snelle start en de hoge mate van afname wordt gelijktijdige toediening van carbapenem niet hanteerbaar geacht en daarom afgeraden bij patiënten die gestabiliseerd zijn op valproïnezuur (zie rubriek 4.4.).
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Orfiril 100 mg/ml, oplossing voor injectie bevat: dinatriumedetaat, natriumhydroxide (E524), zoutzuur (E507), water voor injecties.
Gevallen van onverenigbaarheid
Orfiril 100 mg/ml kan worden gemengd met de volgende infusievloeistoffen: Natriumchloride 0,9%
Glucose 5%.
Orfiril 100 mg/ml dient niet tegelijk met andere geneesmiddelen te worden toegediend via dezelfde i.v. lijn.
Houdbaarheid
Gebruik Orfiril 100 mg/ml, injectievloeistof niet meer na de datum op de verpakking achter 'exp'. De eerste twee cijfers geven de maand aan, de laatste cijfers het jaar.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking, ter bescherming tegen vocht
Aard en inhoud van de verpakking
Orfiril 100 mg/ml is verpakt à 5 ampullen van 3 ml of 5 ampullen van 10 ml. De ampullen zijn gemaakt van kleurloos glas, hydrolytische klasse Type I.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De oplossing voor injectie is klaar om direct te gebruiken conform het doseringsvoorschrift.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pharmachemie BV
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RVG 24465