Farmacodynamica
Het precieze werkingsmechanisme van paracetamol is tot op heden nog niet volledig opgehelderd. In tegenstelling tot de pijnstillers van de klasse der niet-steroïde ontstekingsremmers heeft het nauwelijks een remmende werking op de enzymen cyclo-oxygenase 1 en 2, die een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de pijngewaarwording. Uit studies is gebleken dat paracetamol waarschijnlijk een andere isovorm van dit enzym blokkeert, namelijk cyclo-oxygenase 3. Hierdoor wordt een indirecte remming van de pijn bereikt. Het koortswerende effect van paracetamol wordt waarschijnlijk bereikt door een effect op de thermoregulatie van de hersenen en het ruggenmerg. Er is echter meer onderzoek nodig om het precieze werkingsmechanisme op te helderen.
Farmacokinetica
Na orale toediening (absorptie door de mond, bijvoorbeeld in de vorm van een tablet) duurt het gewoonlijk 30-90 minuten voordat de maximale bloedplasmaconcentratie is bereikt. De orale biologische beschikbaarheid is ongeveer 88% en de plasmahalfwaardetijd is 1-4 uur. De plasma-eiwitbinding bij therapeutische doses is met 10-25% betrekkelijk gering. Paracetamol wordt voornamelijk in de lever afgebroken. Dit gebeurt eerst via het cytochroom P450-systeem en vervolgens door conjugatie (koppeling) met glucuronzuur of sulfaat en vervolgens met gluatathion. Overmatige doses van het actieve bestanddeel kunnen leiden tot een volledig verbruik van glutathion, wat zeer snel kan leiden tot beschadiging van het leverweefsel. De uiteindelijke metabolieten van paracetamol worden uiteindelijk in de urine uitgescheiden.
Interacties
De twee werkzame stoffen probenecide en salicylamide kunnen de uitscheiding van paracetamol vertragen en zo mogelijke leverschade bevorderen. Alcohol en geneesmiddelen die als zogenaamde CYP450-inductoren worden beschouwd (bv. carbamazepine, barbituurzuur) kunnen ook de vorming van stoffen bevorderen die schadelijk zijn voor de lever. Geneesmiddelen met een effect op het maagdarmkanaal kunnen de absorptie van paracetamol vertragen en zo de werkzaamheid ervan beperken.
Paracetamol zelf vertoont zelden effecten op de werkzaamheid van andere geneesmiddelen. Paracetamol kan het effect van anticoagulantia versterken als het regelmatig wordt ingenomen. Bovendien is bekend dat paracetamol het bloedbeeldveranderende effect van zidovudine nog kan versterken. Er wordt ook vermoed dat paracetamol de doeltreffendheid van vaccinaties kan onderdrukken. Daarom wordt het afgeraden om het voor en na de vaccinatie in te nemen.