Het werkzame bestanddeel is ropivacaïnehydrochloride. Naropin 5 mg/ml bevat 5 mg ropivacaïnehydrochloride per milliliter oplossing.
De andere bestanddelen zijn natriumchloride, zoutzuur en/of natriumhydroxide en water voor injecties.
Hoe ziet Naropin er uit en wat is de inhoud van de verpakking
Naropin is een heldere, kleurloze oplossing voor injectie.
Naropin oplossing voor injectie 5 mg/ml is als volgt beschikbaar:
- Verpakkingen van 5 of 10 polypropylenen ampullen (Polyamp) à 10 ml.
Niet alle verpakkingen worden op de markt gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning Aspen Pharma Trading Limited
3016 Lake Drive, Citywest Business Campus, Dublin 24, Ierland
NL: +31 207 095 007
Fabrikant
AstraZeneca AB
Forskargatan 18
SE-151 85 Södertälje
Zweden
Tel +46 (0)8 553 260 00
Naropin 5 mg/ml is ingeschreven in het register onder RVG 27204.
Dit geneesmiddel is in de lidstaten van de Europese Unie geregistreerd onder de volgende namen:
Naropin
|
Oostenrijk, België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Luxemburg, Nederland,
|
|
Spanje, Verenigd Koninkrijk.
|
Naropeine
|
Frankrijk, Portugal.
|
Naropina
|
Italië
|
Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in mei 2022.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Naropin 5 mg/ml, oplossing voor injectie voor intrathecale toediening ropivacaïnehydrochloride
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Naropin 5 mg/ml:
1 ml oplossing voor injectie bevat ropivacaïnehydrochloride-monohydraat, overeenkomend met 5 mg ropivacaïnehydrochloride.
1 ampul van 10 ml oplossing voor injectie bevat ropivacaïnehydrochloride-monohydraat, overeenkomend met 50 mg ropivacaïnehydrochloride.
Hulpstof:
Iedere 10 ml ampul bevat 1,37 mmol (31,5 mg) natrium.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1 van de SPC.
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Naropin 5 mg/ml wordt toegepast bij volwassenen
als intrathecale toediening bij chirurgische anesthesie.
Bij zuigelingen van 1 jaar en kinderen tot en met 12 jaar bij acute pijnbestrijding (per- en postoperatief)
-
enkelvoudige perifere zenuw blokkade
Dosering en wijze van toediening
Naropin dient alleen gebruikt te worden door, of onder supervisie van, specialisten met ervaring in regionale anesthesie.
Dosering
De navolgende tabel is een leidraad voor de dosering van een intrathecaal blok bij volwassenen. De laagst mogelijke dosering vereist voor een effectieve blokkade moet worden gebruikt. De ervaring van de specialist en zijn kennis van de lichamelijke conditie van de patiënt zijn van belang voor bepaling van de uiteindelijk toe te dienen dosis.
Tabel 1 Dosering voor intrathecaal gebruik bij volwassenen
|
Conc.
|
Volume
|
Dosis
|
Aanvang
|
Duur
|
|
|
|
|
blokkade
|
blokkade
|
|
mg/ml
|
ml
|
mg
|
minuten
|
uren
|
CHIRURGISCHE
|
|
|
|
|
|
INGREPEN
|
|
|
|
|
|
Intrathecale toediening
|
|
|
|
|
|
Chirurgie
|
5,0
|
3-5
|
15-25
|
1-5
|
2-6
|
|
|
|
|
|
|
De bovenvermelde doseringen zijn in het algemeen nodig voor een bevredigende blokkade en
dienen te worden beschouwd als adviesdoseringen bij volwassenen. Individuele variaties in aanvang en duur van het blok treden op. De getallen in de kolom ‘Dosis’ geven de verwachte
benodigde doseringsrange weer. De gebruikelijke naslagwerken dienen te worden geraadpleegd, voor zowel het gebruik van andere lokaal anesthetische technieken, als de vereisten voor de individuele patiënt.
Pediatrische patiënten
Intrathecale toediening is niet onderzocht bij zuigelingen, peuters en kinderen.
De veiligheid en effectiviteit van ropivacaine 5 mg/ml voor perifere zenuw blokkade bij kinderen jonger dan 1 jaar is niet vastgesteld.
Naropin 5 mg/ml is niet geregistreerd voor gebruik bij kinderen < 1 jaar. Neonaten behoeven speciale aandacht omdat de metabole systemen nog niet geheel ontwikkeld zijn. De grotere variaties in plasmaconcentraties van ropivacaine waargenomen bij klinische studies met neonaten doen vermoeden dat er een toegenomen risico is van systemische toxiciteit bij deze leeftijdsgroep.
Wijze van toediening
Voorafgaand aan en gedurende de injectie wordt zorgvuldig aspireren aanbevolen om een ongewilde intravasculaire injectie te voorkomen.
Er dient zowel vóór als tijdens de toediening van de hoofddosis te worden geaspireerd. De hoofddosis dient langzaam met een snelheid van 25-50 mg/min te worden toegediend. Tegelijkertijd dienen de vitale functies van de patiënt nauwkeurig in de gaten te worden gehouden en moet met de patiënt een mondeling contact worden onderhouden.
Indien toxische verschijnselen optreden dient de toediening onmiddellijk te worden gestaakt.
Pas nadat de subarachnoïdale ruimte is geïdentificeerd en helder cerebrospinaal vloeistof uit de spinale naald loopt c.q. er is geaspireerd mag pas de intrathecale injectie worden gegeven.
Enkelvoudige injectie voor perifere zenuw blokkade
Pediatrische patiënten
Tabel 2
|
Kinderen van 1 tot en met 12 jaar
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Conc.
|
Volume
|
Dose
|
|
|
mg/ ml
|
ml /kg
|
mg/kg
|
|
|
|
|
Enkelvoudige injectie voor perifere
|
5.0
|
0.5-0.6
|
2.5-3.0
|
zenuw blokkade (bijv. ilioinguinale zenuw
|
|
|
|
blokkade, brachiale plexus blokkade) bij
|
|
|
|
kinderen van 1 tot 12 jaar
|
|
|
|
De doses in de tabel dienen als richtlijn voor gebruik bij kinderen beschouwd te worden. Individuele variaties komen voor. Bij kinderen met een groot lichaamsgewicht is vaak een geleidelijke verlaging van de dosering nodig en moet gebaseerd zijn op het ideale lichaamsgewicht. Standaard boekwerken dienen geraadpleegd te worden voor factoren die van invloed kunnen zijn op specifieke blokkade technieken en voor individuele patiënten behoeften.
De doses voor perifere blokkade bij zuigelingen en kinderen zijn een richtlijn voor gebruik bij kinderen zonder ernstige aandoening. Meer conservatieve doses en nauwgezette observatie wordt aanbevolen bij kinderen met een ernstige aandoening.
Naropin 5 mg/ml is niet geregistreerd voor gebruik bij kinderen <1 jaar; het gebruik van ropivacaine bij premature kinderen is niet gedocumenteerd.
Wijze van toediening
Voorafgaand aan en gedurende de injectie wordt zorgvuldig aspireren aanbevolen om een ongewilde intravasculaire injectie te voorkomen.
Gedurende de injectie dienen de vitale functies van de patiënt nauwlettend te worden gevolgd. Indien toxische verschijnselen optreden dient de toediening onmiddellijk te worden gestaakt. Het toedienen van de berekende dosis van hete lokaal anestheticum in fracties wordt aanbevolen. Met ultrasound technieken zijn vaak lagere dosis nodig (zie rubriek 5.2).
Hoge totale plasmaconcentraties zijn waargenomen bij toediening van ropivacaine 5 mg/ml in doses van 3.5 mg/kg ( 0.7 ml/kg) zonder dat systemisch toxische verschijnselen optraden. Het wordt aanbevolen om lagere ropivacaine concentratie te gebruiken bij blokkades waar hoge volumina hoger dan 4 mg/kg dosis (0.6 ml/kg), nodig zijn, (bijv. fascia iliaca compartiment blokkade)
Contra-indicaties
-
Overgevoeligheid voor ropivacaïne of voor andere lokaal anesthetica van het amidetype.
-
Met algemene contra-indicaties - onafhankelijk van het gebruikte lokaal anestheticum - voor epidurale anesthesie, dient rekening te worden gehouden.
-
Intraveneuze regionale anesthesie.
-
Paracervicale anesthesie bij obstetrische ingrepen.
-
Grote zenuwblokkades bij hypovolemische patiënten.
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Regionale anesthesie dient altijd te worden uitgevoerd in voldoende uitgeruste en bemande ruimtes. Geneesmiddelen en andere benodigdheden, noodzakelijk voor bewaking en reanimatie, dienen onder handbereik te zijn.
Patiënten dienen bij het zetten van een groot blok in optimale conditie te zijn en vóór de toediening van het lokaal anestheticum dient een intraveneuze lijn te worden ingebracht ten behoeve van eventuele toediening van levensreddende medicatie.
De uitvoerende arts dient de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om een intravasculaire injectie te vermijden (zie rubriek 4.2 van de SPC). Tevens dienen zij vertrouwd te zijn met de te gebruiken techniek en dienen zij op de hoogte te zijn van diagnostiek en behandeling van ongewenste bijwerkingen, systemische toxiciteit en andere complicaties die zich bij gebruik van lokaal anesthetica kunnen voordoen. Na intrathecale toediening is systemische toxiciteit niet te verwachten vanwege de lage toegediende dosis. Een overmatige dosis in de subarachnoïde ruimte kan aanleiding geven tot een totaal spinaal blok (zie rubriek 4.9 van de SPC).
Cardiovasculair
Patiënten die worden behandeld met antiarrhythmica klasse III (bijvoorbeeld amiodaron) dienen onder streng toezicht te staan en ECG monitoring dient overwogen te worden, aangezien cardiovasculaire effecten additief kunnen zijn.
Overgevoeligheid
Men dient rekening te houden met mogelijke kruisovergevoeligheid met andere lokaal anesthetica van het amidetype (zie rubriek 4.3 van de SPC).
Hypovolemie
Patiënten met hypovolemie ten gevolge van welke reden dan ook kunnen plotseling een ernstige hypotensie ontwikkelen tijdens epidurale anesthesie, onafhankelijk van het gebruikte lokaal anestheticum.
Patiënten in een algemene slechte conditie
Patiënten die in een slechte algemene conditie zijn als gevolg van hun leeftijd of andere compromitterende factoren, zoals een partieel of totaal AV-blok, leverziekte in een vergevorderd stadium, of een ernstige nierfunctiestoornis, vereisen bijzondere aandacht; regionale anesthesie is echter vaak geïndiceerd bij deze patiënten.
Patiënten met lever- en nierfunctiestoornissen
Ropivacaïne wordt in de lever gemetaboliseerd en dient derhalve met de nodige voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met ernstige leverziekten; vanwege de vertraagde eliminatie zouden de herhaalde doseringen mogelijk moeten worden verlaagd.
Bij patiënten met nierfunctiestoornissen is het doorgaans niet nodig de dosering aan te passen voor een enkele dosis of een korte behandeling. De acidose en verlaagde plasma- eiwitconcentratie, die vaak voorkomen bij patiënten met chronisch nierfalen, kunnen het risico van systemische toxiciteit verhogen.
Acute Porfyrie
Naropin oplossing voor injectie is mogelijk porphyrogeen en dient alleen aan patiënten te worden voorgeschreven met acute porfyrie wanneer er geen veiliger alternatief voorhanden is. Geschikte voorzorgsmaatregelen dienen in acht te worden genomen bij kwetsbare patiënten volgens standaard tekstboeken en/of in overleg met een deskundige op het gebied van deze ziekte.
Hulpstoffen met erkende werking/effect
Dit geneesmiddel bevat 31,51 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per 10 ml ampul. Dit komt overeen met 1,58% van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid natrium in de voeding voor een volwassene.
Langdurige toediening
Een aanhoudende toediening van ropivacaïne moet worden vermeden bij patiënten die
tegelijkertijd worden behandeld met sterke CYP1A2 remmers, zoals bijv. fluvoxamine en enoxacine (zie rubriek 4.5 ‘Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie’ van de SPC).
Pediatrische patiënten
Intrathecale toediening bij zuigelingen, peuters en kinderen is niet onderzocht.
De veiligheid en effectiviteit van ropivacaine 5 mg/ml voor perifere zenuw blokkade bij kinderen jonger dan 1 jaar is niet vastgesteld.
Naropin 5 mg/ml is niet geregistreerd voor gebruik bij kinderen < 1 jaar. Neonaten behoeven speciale aandacht omdat de metabole systemen nog niet volgroeid zijn. De grotere variaties in plasmaconcentraties van ropivacaine waargenomen bij klinische studies met neonaten doen vermoeden dat er een toegenomen risico is van systemische toxiciteit bij deze leeftijdsgroep.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Naropin dient met de nodige voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten waarbij andere lokaal anesthetica worden toegepast of aan wie medicatie wordt verstrekt waarvan de chemische structuur verwant is aan lokaal anesthetica van het amidetype - zoals bepaalde antiarrhythmica, bijvoorbeeld lidocaïne en mexiletine - omdat de systemische toxische effecten additief zijn. Gelijktijdig gebruik van Naropin met algemene anesthetica of met morfinomimetica kan tot potentiëring van elkaars (bij)werkingen leiden.
Specifieke interactie studies met ropivacaïne en klasse III antiarrhytmica (bijvoorbeeld amiodarone) zijn niet uitgevoerd, maar voorzichtigheid is geboden (zie ook rubriek 4.4 van de SPC).
Cytochroom F (CYP)1A2 is betrokken bij het ontstaan van de belangrijkste metaboliet 3- hydroxyropivacaïne. Bij gelijktijdige toediening van fluvoxamine, een selectieve krachtige remmer van CYP1A2, werd in vivo de plasmaklaring van ropivacaïne met maximaal 77% gereduceerd. Als gevolg hiervan kunnen sterke remmers van CYP1A2, zoals bijvoorbeeld fluvoxamine en enoxacine, die tegelijkertijd tijdens een langere toediening van Naropin worden toegediend interfereren met ropivacaïne. Bij patiënten die tegelijkertijd met sterke CYP1A2 remmers worden behandeld, moet een verlengde toediening van Naropin worden vermeden (zie rubriek 4.4 van de SPC).
Bij gelijktijdige toediening van ketoconazol, een selectieve en sterke remmer van CYP3A4, werd in vivo de plasmaklaring van ropivacaïne met 15% gereduceerd. Het is echter niet waarschijnlijk dat de remming van dit iso-enzym klinisch relevant is.
Ropivacaïne is in vitro een competitieve remmer van CYP2D6, maar bij de klinisch relevante plasmaspiegel van ropivacaïne schijnt er van enige remming geen sprake te zijn.
Overdosering
Symptomen
Ongewilde intravasculaire injecties van lokale anesthetica kunnen ogenblikkelijk (binnen seconden tot enkele minuten) systemische toxische effecten veroorzaken. In geval van overdosering zullen, afhankelijk van de injectieplaats, de piek-plasmaconcentraties pas één tot
twee uur na toediening worden bereikt; symptomen van toxiciteit zullen derhalve vertraagd optreden. Zie rubriek 4.8 Bijwerkingen: ‘Acute systemische toxiciteit’, ‘Centraal zenuwstelsel’ en ‘Cardiovasculaire toxiciteit’.
Vanwege die lage dosis die bij een intrathecale toediening wordt gegeven is systemische toxiciteit niet te verwachten. Een excessieve dosis toegediend in de subarachnoïde ruimte kan leiden tot een spinaal blok.
Behandeling
Als verschijnselen van acute toxiciteit optreden dient de toediening van het lokaal anestheticum onmiddellijk te worden gestaakt. Symptomen van het centrale zenuwstelsel (convulsies, depressie van het centrale zenuwstelsel) dienen direct te worden behandelt met geschikte luchtweg-/ademhalingsondersteuning en het toedienen van anticonvulsieve middelen.
In geval van een cardiorespiratoir arrest dient onmiddellijk cardiopulmonale resuscitatie te worden toegepast. Optimale oxygenatie, ventilatie, ondersteuning van de circulatie en behandeling van de acidose zijn van vitaal belang.
In geval van een cardiovasculaire depressie (hypotensie, bradycardie) dient toereikende behandeling met vloeistoffen voor injectie, vasopressoren en of inotrope middelen dient overwogen te worden.
In geval van een hartstilstand kan langdurige reanimatie nodig zijn.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride, zoutzuur (E507), natriumhydroxide (E524), water voor injectie.
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheid, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden. Alkaliseren van de oplossing voor injectie kan leiden tot een neerslag daar ropivacaïne boven pH 6.0 slecht oplosbaar is.
Houdbaarheid
3 jaar.
Houdbaarheid na openen:
Dit product dient onmiddellijk gebruikt te worden.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Aard en inhoud van de verpakking
5 en 10 polypropyleen ampullen à 10 ml in steriele blisterverpakking.
Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
De polypropyleen ampullen zijn speciaal ontworpen voor het zogeheten ‘Luer lock’ en ‘Luer fit’ systeem.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Naropin is vrij van conserveermiddel en derhalve voor éénmalig gebruik. Een restant oplossing uit een eenmaal geopende primaire verpakking moet worden vernietigd.
Het geneesmiddel dient voor gebruik visueel nagekeken te worden. De oplossing dient alleen gebruikt te worden wanneer deze helder is, praktisch vrij van deeltjes en wanneer de verpakking onbeschadigd is.
De verpakkingen mogen niet opnieuw worden geautoclaveerd. Wanneer een primaire verpakking met een steriele buitenkant nodig is dient een primaire verpakking in steriele blisterverpakking te worden gebruikt.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Aspen Pharma Trading Limited
3016 Lake Drive, Citywest Business Campus, Dublin 24, Ierland
NL: +31 207 095 007
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Naropin 5 mg/ml is in het register ingeschreven onder RVG 27204.
DATUM VAN EERSTE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
04 februari 2003/13 november 2009
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in september 2022.