Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is metoprololtartraat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride en water voor injectie.
Hoe ziet Selokeen I.V. er uit en hoeveel zit er in een verpakking?
Selokeen I.V. is een heldere, kleurloze vloeistof. Elke originele verpakking van Selokeen I.V. bevat 10 ampullen à 5 ml injectievloeistof.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning
|
Fabrikant
|
Recordati Ireland Ltd.
|
Cenexi
|
Raheens East
|
52 Rue Marcel et Jacques Gaucher
|
Ringaskiddy Co. Cork
|
94120 Fontenay sous Bois
|
Ierland
|
Frankrijk
|
|
CIT S.r.l.
|
|
Via Primo Villa, 17
|
|
20875 Burago di Molgora (MB)
|
|
Italië
|
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen: Recordati BVBA
Burg. E. Demunterlaan 5/4 1090 Jette, België
Selokeen I.V. is in het register ingeschreven onder RVG 08700.
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in mei 2022.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
ALGEMEEN
Voor de volledige informatie voor wat betreft: zwangerschap en borstvoeding, beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken, bijwerkingen, overdosering, farmacologische eigenschappen, houdbaarheid, gebruiksaanwijzing en verwerkingsinstructies: raadpleeg de SPC-tekst.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
1 ml oplossing voor injectie bevat 1 mg metoprololtartraat.
Hulpstof(fen) met bekend effect: natriumchloride. 1 ml oplossing voor injectie bevat 3.6 mg (0,157
mmol) natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek ‘FARMACEUTISCHE GEGEVENS’.
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
-
Vroegere interventie (binnen 12 uur) bij verdenking op acuut myocardinfarct.
-
Hartritmestoornissen (in het bijzonder supraventriculaire tachy-aritmieën)
-
Kan beproefd worden bij tachy-aritmieën veroorzaakt door digitalisintoxicatie en bij supra ventriculaire en ventriculaire tachyaritmieën van andere genese.
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De dosering is individueel. De onderstaande aanbevelingen kunnen als richtlijn worden gebruikt.
Hartritmestoornissen
Men begint met een langzame intraveneuze injectie van maximaal 5 mg (= 5 ml) met een injectiesnelheid van hoogstens 1-2 mg per minuut. Deze dosis kan na 5 minuten worden herhaald totdat een voldoende mate van effect is bereikt. Het is aangetoond dat een totale dosis van 10-15 mg in het algemeen voldoende is. Doses die de 20 mg overschrijden, geven waarschijnlijk geen beter therapeutisch effect.
Myocardinfarct
Acute behandeling
Intraveneuze toediening van Selokeen vindt plaats direct na opname van de patiënt in het ziekenhuis. De behandeling dient op de hartafdeling of een vergelijkbare afdeling te worden ingesteld als de patiënt hemodynamisch stabiel is. In totaal worden 3 injecties à 5 ml toegediend, elk met een
tussenpoos van 2 minuten op geleide van het elektrocardiogram en de bloeddruk (zie rubrieken
’Contra-indicaties’ en ’Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik’).
Bij patiënten die de volledige intraveneuze dosering (15 mg) krijgen, wordt 15 minuten na de laatste i.v. injectie begonnen met orale behandeling met conventionele metoprolol tabletten, van 2 à 4 maal daags 50 mg of een corresponderende dosis metoprolol ZOC - afhankelijk van de reactie van de
patiënt - gedurende 2 à 3 dagen.
De onderhoudsdosering metoprololtartraat 100 mg is tweemaal daags (’s ochtends en ’s avonds) of metoprolol ZOC 200 mg eenmaal daags.
De orale behandeling dient met voorzichtigheid te worden ingesteld bij patiënten die een lagere intraveneuze metoprololdosering krijgen (minder dan 15 mg). Er moet gestart worden met een lagere dosis.
Verminderde nierfunctie
Dosisaanpassing is niet nodig bij patiënten met een verminderde nierfunctie.
Verminderde leverfunctie
Bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen kan het nodig zijn om de dosering van Selokeen te verlagen.
Ouderen
Dosisaanpassing is niet nodig bij ouderen.
Pediatrische patiënten
De ervaring bij kinderen is beperkt.
Wijze van toediening
Intraveneuze injectie
Contra-indicaties
-
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.
-
Overgevoeligheid voor andere bètablokkers.
-
2e- en 3e graads AV blok.
-
Patiënten met onstabiel of acuut gedecompenseerd hartfalen (longoedeem, hypoperfusie of hypotensie) waarbij i.v. inotrope therapie geïndiceerd is.
-
Patiënten die continu of met tussenpozen behandeld worden met inotrope β-receptor agonerende therapie.
-
Ernstige sinusbradycardie.
-
'Sick sinus' syndroom (tenzij een permanente pacemaker is geplaatst).
-
Cardiogene shock.
-
Ernstige perifere arteriële doorbloedingsstoornissen.
-
Gelijktijdig gebruik van intraveneus verapamil, vanwege het risico op hypotensie, AV- geleidingsstoornissen en linkerventrikelinsufficiëntie.
Metoprolol is niet geïndiceerd voor patiënten met een myocardinfarct èn een hartfrequentie
< 45 slagen/min, een F-tijd > 0,24 sec of een systolische bloeddruk < 100 mm Hg en/of ernstige decompensatio cordis.
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hoewel metoprolol in de gebruikelijk doseringen een minder negatieve invloed op de bronchiale musculatuur heeft dan de niet-selectieve bètablokkers, blijft voorzichtigheid geboden.Bij patiënten met astma bronchiale die met Selokeen worden behandeld, kunnen, indien nodig, gelijktijdig bronchusverwijdende middelen, die selectief de bèta2-receptoren stimuleren, zoals bv. terbutaline, worden voorgeschreven. Als de patiënt al een bèta2-receptor stimulerend middel gebruikt, dan kan het soms nodig zijn de dosering ervan aan te passen.
Daar bètablokkers de glucosestofwisseling kunnen beïnvloeden, is waakzaamheid geboden bij patiënten met diabetes mellitus. De beïnvloeding van het glucosemetabolisme en het maskerend effect op de verschijnselen van hypoglykemie is bij behandeling met metoprolol kleiner dan bij behandeling met niet-selectieve bètablokkers.
Selokeen niet mag worden toegediend aan patiënten met een onbehandelde decompensatio cordis. Eerst moet de decompensatie onder controle worden gebracht.
Bij het gebruik van een bètablokkerend middel kan een ernstige, soms zelfs levensbedreigende, verslechtering van de hartfunctie optreden, met name bij patiënten bij wie de hartwerking afhankelijk is van de aanwezigheid van sympathische steun. Dit komt niet zozeer vanwege een overmatig
bètablokkerend effect, maar doordat patiënten met een marginale hartfunctie een, zelfs geringe, vermindering van de sympathicusactiviteit slecht verdragen. Hierdoor neemt de inotropie af, daalt de hartfrequentie en vertraagt de AV-geleiding. Het gevolg kan zijn longoedeem, AV-blok en shock.
In sporadische gevallen kan verergering optreden van een reeds bestaande AV-geleidingsstoornis, hetgeen mogelijk kan leiden tot een AV-blok. Als er gelijktijdige behandeling met digitalis plaatsvindt, moet er rekening mee worden gehouden, dat beide geneesmiddelen de AV-geleiding vertragen en er dus kans is op AV-dissociatie. Ook kunnen lichte cardiovasculaire complicaties optreden met duizeligheid, bradycardie en neiging tot collaberen.
Bij een toenemende bradycardie dient de dosering te worden verlaagd of geleidelijk te worden gestopt.
Bij perifere circulatiestoornissen, zoals de ziekte van Raynaud of claudicatio intermittens kan - voornamelijk door het bloeddrukverlagende effect - verergering van het ziektebeeld optreden. Bètablokkers dienen met grote voorzichtigheid te worden toegepast indien verergering van het ziektebeeld optreedt.
Als Selokeen wordt voorgeschreven aan een patiënt met een feochromocytoom dan moet tevens een alfa-blokker erbij worden gegeven.
Voor het ondergaan van een operatieve ingreep moet de anesthesist geïnformeerd worden over het gebruik van metoprolol. Bij patiënten die geopereerd moeten worden, wordt het niet aanbevolen de behandeling met de bètablokker te beëindigen.
Abrupte beëindiging van orale bètablokkade kan gevaarlijk zijn en dient daarom vermeden te worden. Wanneer het nodig is de behandeling met Selokeen te beëindigen, dan dient dit als regel geleidelijk te gebeuren gedurende ten minste 2 weken, door de dosering stapsgewijs te halveren totdat tenslotte een halve 25 mg tablet ingenomen wordt (halve tablet van 50 mg). Deze laagste dosering dient ten minste 4 dagen genomen te worden alvorens de behandeling te stoppen.
Gedurende deze periode dienen vooral patiënten met een ischemische hartziekte nauwkeurig gevolgd te worden omdat de kans op coronaire gebeurtenissen, inclusief sudden death, verhoogd is tijdens het beëindigen van de bèta blokkade. Ook kunnen hypertensie en aritmieën ontstaan.
Bij patiënten die een bètablokker gebruiken, zal het optreden van een anafylactische shock ernstiger kunnen zijn.
Intraveneuze toediening
De intraveneuze toediening van Selokeen voor acute behandeling in een intensive-care-unit dient uitsluitend plaats te vinden onder controle van het elektrocardiogram en de bloeddruk. Zoals bij andere bètablokkers is bij sommige patiënten na intraveneuze toediening van Selokeen een klinisch significante daling van de bloeddruk waargenomen. De intraveneuze toediening van Selokeen bij patiënten met een systolische bloeddruk onder 100 mm Hg (13.3 kPa) moet voorzichtig plaatsvinden, daar een verdere significante daling van de bloeddruk kan optreden. Bij de behandeling van patiënten met een vermoed of bewezen myocardinfarct dient na elk van de 3 intraveneuze doses van 5 mg het elektrocardiogram en de bloeddruk gecontroleerd te worden. De 2e of 3e dosis wordt niet toegediend als de hartfrequentie lager is dan 40 slagen/ minuut, de systolische bloeddruk lager is dan 90 mm Hg en bij een F-Q interval van groter of gelijk aan 0,26 sec. of bij enige toename van dyspnoe of koud zweet.
Selokeen I.V. bevat per ml 3,6 mg (0,157 mmol) natrium. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een gecontroleerd natriumdieet.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Metoprolol is een metabolisch substraat voor het Cytochroom F isoenzym CYP2D6. Geneesmiddelen die een enzym-inducerende en enzym-remmende werking hebben, kunnen een invloed hebben op de plasmaspiegel van metoprolol. De metoprololplasmaspiegels nemen toe bij gelijktijdig gebruik van middelen die door CYP2D6 gemetaboliseerd worden, zoals antiarritmica, antihistaminica, histamine-2-receptor antagonisten, antidepressiva, antipsychotica en COX-2-remmers.
Rifampicine verlaagt de plasmaspiegel van metoprolol. Alcohol en hydralazine verhogen de plasmaspiegel van metoprolol.
Calciumantagonisten
Bij gelijktijdig gebruik met calciumantagonisten van het verapamil en diltiazem-type kunnen toename van negatieve inotrope en chronotrope effecten optreden. Calciumantagonisten van het verapamil-type dienen niet intraveneus te worden toegediend aan patiënten die behandeld worden met bètablokkers,
vanwege het risico op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en linkerventrikelinsufficiëntie (zie rubriek ’ Contra-indicaties’).
Bij patiënten met gestoorde hartfunctie is de combinatie gecontraïndiceerd. Bij gelijktijdig gebruik met dihydropyridine derivaten, zoals nifedipine, behoeft men hier minder op bedacht te zijn. Wel kan het bloeddrukverlagende effect worden versterkt.
Sympathische ganglionblokkers, MAO-remmers of andere bètablokkers
Patiënten die gelijktijdig sympathische ganglionblokkers, MAO-remmers of andere bètablokkers (ook in oogdruppels) krijgen, moeten onder controle blijven.
Clonidine
Gelijktijdig gebruik van clonidine met een niet-selectieve bètablokker, en mogelijk ook met een selectieve bètablokker, vergroot het risico van 'rebound' hypertensie. Als clonidine gelijktijdig wordt gegeven, moet bij het staken van de therapie, de clonidine medicatie nog enige tijd worden voortgezet.
Anti-aritmica
Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van sommige antiaritmica, zoals die van het kinidine- of het amiodaron-type, omdat bètablokkers het negatief inotrope en negatief dromotrope effect ervan kunnen potentiëren
Digitalis glycosiden kunnen samen met bètablokkers de atrioventriculaire geleidingstijd verlengen en bradycardie veroorzaken.
Inhalatie-anesthetica
Een vergroting van het cardiodepressieve effect door het gelijktijdig toedienen van inhalatie- anesthetica is mogelijk. Echter, omdat bètablokkade overmatige schommelingen van de bloeddruk
tijdens intubatie kan voorkomen, en snel worden geantagoneerd met beta-sympathicomimetica, is gelijktijdig gebruik niet gecontraïndiceerd (zie rubriek’Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik’).
Prostaglandinesynthetaseremmers
Gelijktijdig gebruik van bètablokkers met indometacine of andere prostaglandinesynthetaseremmers kan de bloeddrukverlagende werking verminderen.
Bij patiënten die behandeld worden met adrenaline en een bètablokkerheeft een selectieve bètablokkerminder effect op de bloeddruk dan een niet-selectieve bètablokker.
Insuline en orale anti-diabetica
Het bloedsuiker verlagende effect van insuline en orale bloedsuiker verlagende middelen kan door bètablokkers, met name niet-selectieve bètablokkers, worden versterkt. In zo'n geval moet de dosis van het orale bloedsuiker verlagende middel worden aangepast.
Lidocaïne
Metoprolol kan de klaring van sommige middelen, zoals lidocaïne, doen verminderen.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Water voor injectie.
Gevallen van onverenigbaarheid
Selokeen I.V. dient niet te worden gecombineerd met Macrodex.
Houdbaarheid
3 jaar.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25 ºC. Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Aard en inhoud van de verpakking
Kleurloze borosilicaat glazen ampullen à 5 ml; doos met 10 ampullen.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Gebruik van de OPC-ampullen
OPC (One Point Cut) ampullen kunnen zonder hulpmiddelen worden geopend. In plaats van een gekleurde ring is er een gekleurde stip aanwezig op de hals van de ampul. Deze stip markeert het voorbewerkte breekpunt. De ampul dient dan ook geopend te worden zoals aangegeven in de figuur.
Selokeen I.V. is bestemd voor onverdund gebruik. Voor onverenigbaarheden en houdbaarheid van de oplossing, zie 6.2 en 6.3.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Recordati Ireland Ltd.
Raheens East
Ringaskiddy Co. Cork
Ierland
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Selokeen I.V. is in het register ingeschreven onder RVG 08700.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
10 september 1980.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in mei 2022.